202307949/3/R1.
Datum beslissing: 13 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op het verzoek van:
[verzoeker] en anderen, wonend in [woonplaats],
verzoekers,
om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
Procesverloop
Bij brief, ingekomen op 4 november 2024, hebben [verzoeker] en anderen verzocht om wraking van staatsraad mr. A.J.C. de Moor-van Vugt (hierna: de staatsraad) als lid van de enkelvoudige kamer van de Afdeling belast met de behandeling van de zaak met nummer 202307949/1/R1.
De staatsraad heeft niet in de wraking berust.
De staatsraad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft het verzoek om wraking op een zitting behandeld op 12 november 2024, waar [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door mr. M.L.M. Frantzen, advocaat in Amstelveen, zijn verschenen en [verzoeker] via een videoverbinding is gehoord. De staatsraad heeft gebruikgemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.
Overwegingen
1. Op verzoek van een partij kan ingevolge artikel 8:15 van de Awb elk van de rechters die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2. [verzoeker] en anderen hebben aan hun verzoek om wraking ten grondslag gelegd dat als gevolg van de gang van zaken op de zitting van 9 oktober 2024 en de daaropvolgende correspondentie, de staatsraad bij hen de indruk heeft gewekt (schijnbaar) vooringenomen en partijdig te zijn.
2.1. In een brief van 16 oktober 2024 hebben [verzoeker] en anderen uiteengezet dat tijdens de zitting door het college van burgemeester en wethouders en de raad van de gemeente Amstelveen een niet eerder in de procedure ingebrachte inrichtingstekening (hierna: de tekening) is getoond en besproken. In de brief hebben [verzoeker] en anderen hierover hun zorgen geuit en hebben zij de staatsraad verzocht om de tekening wegens strijd met een goede procesorde uitdrukkelijk niet bij de oordeelsvorming te betrekken. Bij brief van 17 oktober 2024 heeft de staatsraad laten weten dat [verzoeker] en anderen op de zitting in de gelegenheid waren gesteld de tekening te bekijken en dat zij voldoende mogelijkheden hebben gehad om hierop inhoudelijk te reageren. Daarbij heeft de staatsraad relevant geacht dat het slechts om één overzichtelijk stuk gaat. Zij heeft daarom geen aanleiding gezien om de tekening buiten beschouwing te laten of het onderzoek te heropenen, nog daargelaten of aan de tekening daadwerkelijk grote betekenis toekomt bij de beoordeling van het beroep.
2.2. Bij brief van 23 oktober 2024 hebben [verzoeker] en anderen laten weten het niet eens te zijn met de veronderstelling van de staatsraad dat zij voldoende mogelijkheden hebben gehad om inhoudelijk te reageren op de tekening. Dit is volgens hen in strijd met een goede procesorde en een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het EVRM. Daarom vragen zij opnieuw om de tekening niet te betrekken in de beoordeling van het hoger beroep en daarop in te gaan in de uitspraak. Mocht de staatsraad niet terugkomen op haar beslissing verwoord in de brief van 17 oktober 2024, dan is volgens [verzoeker] en anderen op zijn minst sprake van de schijn van vooringenomenheid en partijdigheid en zien zij geen andere mogelijkheid dan een verzoek tot wraking in te dienen.
2.3. Bij brief van 31 oktober 2024 heeft de staatsraad laten weten geen aanleiding te zien om terug te komen van haar beslissing. Daarom hebben [verzoeker] en anderen op 4 november 2024 verzocht om wraking van de staatsraad.
3. Op grond van het bepaalde in artikel 8:15 van de Awb dient in een wrakingsprocedure te worden onderzocht of sprake is van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij geldt als maatstaf dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een belanghebbende bestaande vrees voor vooringenomenheid of partijdigheid objectief is gerechtvaardigd.
3.1. De vraag of inhoudelijke of procedurele beslissingen juist zijn, staat in beginsel niet ter beoordeling in de wrakingsprocedure. Daar is het middel van wraking niet voor bedoeld. Inhoudelijke of procedurele beslissingen kunnen slechts leiden tot inwilliging van een verzoek om wraking als die beslissingen op zichzelf of in samenhang bezien, of in samenhang bezien met het verdere handelen van de staatsraad, een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat sprake is van (de schijn van) vooringenomenheid of partijdigheid van de staatsraad.
3.2. Wat [verzoeker] en anderen naar voren hebben gebracht, biedt geen grond voor het oordeel dat sprake is van een zwaarwegende aanwijzing voor (de schijn van) vooringenomenheid of partijdigheid van de staatsraad die de beslissing heeft genomen om de tekening op de zitting toe te laten en inhoudelijk te bespreken. Het bewaken van de goede procesorde behoort tot de taakuitoefening van de staatsraad en daarbij past dat zij actief onderzoekt of een zinvolle bespreking van stukken op de zitting kan plaatsvinden. Uit het feit dat de staatsraad de keuze heeft gemaakt om in dit geval de tekening te bespreken, waarbij zij in de daaropvolgende correspondentie erop heeft gewezen dat het slechts gaat om één overzichtelijk stuk en dat het nog maar de vraag is of aan de tekening daadwerkelijk grote betekenis toekomt bij de beoordeling van het beroep, kan geen objectieve vooringenomenheid of partijdigheid ten opzichte van [verzoeker] en anderen worden afgeleid. Het is immers aan de staatsraad om te beslissen of laat ingediende stukken, gelet op het beginsel van een goede procesorde, mee kunnen worden genomen in de beoordeling van het geschil en om dit eventueel op de zitting met partijen te bespreken. Dat geldt ook voor de beslissing van de staatsraad om het verzoek om heropening van het onderzoek af te wijzen. Uit het handelen van de staatsraad is niet gebleken dat zij op enigerlei wijze is vooruitgelopen op de inhoudelijke beoordeling en het eindoordeel in deze zaak.
4. Het verzoek om wraking van de staatsraad wordt afgewezen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. J. Schipper-Spanninga, leden, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.
w.g. Meijer
voorzitter
w.g. Tibold
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 november 2024
853