202405339/2/R3.
Datum uitspraak: 14 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend in Eastermar, gemeente Tytsjerksteradiel,
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Tytsjerksteradiel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 juni 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Eastermar, [locatie 1]" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[partij] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[verzoeker] heeft een nader stuk ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op een zitting van 5 november 2024, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. M.T. Hoen, advocaat in Wijnjewoude, en de raad, vertegenwoordigd door M. Buenk en A. Giezen, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij], vertegenwoordigd door mr. A.J. Spoelstra, rechtsbijstandsverlener in Drogeham, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Met het bestemmingsplan wordt de agrarische bestemming op het perceel [locatie 1] in Eastermar gewijzigd naar een woonbestemming en wordt de bouw van een extra woning middels de provinciale ruimte-voor-ruimte regeling mogelijk gemaakt. De oude agrarische bedrijfsgebouwen zullen gesloopt worden. De (voormalige) bedrijfswoning zal blijven staan, zodat er in de toekomst twee woningen op het perceel komen.
[verzoeker] woont op perceel [locatie 2], direct ten noorden van het plangebied, en vreest voor aantasting van zijn woon- en leefklimaat door het bestemmingsplan.
2. [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat het bestemmingsplan wordt geschorst totdat de Afdeling op het beroep heeft beslist.
Volgens [verzoeker] worden op het perceel werkzaamheden verricht, is er een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen ingediend en is het noordelijk deel van het perceel verkocht als bouwkavel [locatie 1]A.
3. Het verzoek wordt afgewezen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter ontbreekt spoedeisend belang.
Niet in geschil is dat op het moment van de zitting van de voorzieningenrechter geen aanvraag is ingediend voor een omgevingsvergunning op grond van het bestemmingsplan. Er was eerder wel een aanvraag ingediend, maar de raad heeft op de zitting toegelicht dat deze aanvraag is ingetrokken. Verder is niet gebleken dat de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan mogelijk maakt op dit moment tot werkzaamheden hebben geleid of op korte termijn zullen leiden waarvoor het bestemmingsplan nodig is om deze uit te kunnen voeren. Dat soort werkzaamheden zijn ook niet te zien op de door [verzoeker] ingediende foto’s van het perceel. De enkele stelling dat de kans bestaat dat een vergunningaanvraag voor bouwen op korte termijn zal worden ingediend, is onvoldoende om spoedeisendheid aan te nemen bij een verzoek om schorsing van een bestemmingsplan.
4. Wel wijst de voorzieningenrechter erop dat [verzoeker] een nieuw verzoek om voorlopige voorziening kan indienen als zich nieuwe of andere omstandigheden voordoen die maken dat alsnog een voorlopige voorziening moet worden getroffen voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan op het beroep.
5. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, griffier.
w.g. Uylenburg
voorzieningenrechter
w.g. Pieters
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 november 2024
473-1076