ECLI:NL:RVS:2024:4629
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom opgelegd aan Jachthaven Eembrugge
Op 13 november 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin Jachthaven Eembrugge Holding B.V. een voorlopige voorziening verzocht tegen een invorderingsbesluit van het college van burgemeester en wethouders van Eemnes. Dit invorderingsbesluit, dat op 6 september 2024 werd genomen, betrof de invordering van € 9.000,00 aan dwangsommen die volgens het college verbeurd waren door overtreding van een eerder opgelegde last onder dwangsom van 14 juli 2022. Deze last was opgelegd wegens het in strijd met het bestemmingsplan gebruiken van tien kantoorunits aan de Eemweg 74 voor woondoeleinden.
In de procedure heeft Jachthaven Eembrugge hoger beroep ingesteld tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 28 maart 2024, waarin het beroep van Jachthaven Eembrugge ongegrond werd verklaard. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 6 november 2024. Tijdens deze zitting was het college vertegenwoordigd door S.J.M. Paffen. De voorzieningenrechter oordeelde dat Jachthaven Eembrugge niet voldoende belang had aangetoond bij de verzochte schorsing van het invorderingsbesluit, aangezien de last onder dwangsom nog niet onherroepelijk was en er geen onderbouwing was gegeven dat betaling van het bedrag bezwarend zou zijn.
De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van een concreet belang bij het verzoek om schorsing van een besluit, vooral in het bestuursrechtelijke kader.