ECLI:NL:RVS:2024:4573

Raad van State

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
202302228/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Noord-Nederland over niet-ontvankelijkheid bezwaar college van burgemeester en wethouders van Heerenveen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 17 maart 2023. De rechtbank had het beroep van [appellant] tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen van 8 juni 2022 ongegrond verklaard. Dit besluit hield in dat het college het bezwaar van [appellant] tegen een brief van 11 april 2022 niet-ontvankelijk verklaarde. De mondelinge uitspraak vond plaats op 30 oktober 2024, waarbij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandelde.

Tijdens de zitting op 30 oktober 2024, waar partijen zich afmeldden, werd de zaak besproken door Staatsraad mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, en griffiers mr. Y. Soffner, mr. S. Langeveld-Mak en mr. K. Carvalho. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank, voor zover deze was aangevallen. De kern van het geschil betrof de reactie van het college op correctieverzoeken van [appellant] over uitlatingen in verweerschriften in eerdere beroepsprocedures. De vraag was of de reactie van het college in de brief van 11 april 2022 als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt, waartegen bezwaar openstaat.

De rechtbank had geoordeeld dat de reactie geen besluit was, en de Afdeling kon zich vinden in dit oordeel. De gronden die in hoger beroep werden aangevoerd, waren grotendeels een herhaling van de eerder aangevoerde argumenten. [appellant] had geen nieuwe redenen aangedragen die de gemotiveerde beoordeling van de rechtbank in twijfel trokken. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard, en het college werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202302228/1/A3.
Datum uitspraak: 30 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in De Knipe, gemeente Heerenveen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord­-Nederland van 17 maart 2023 in zaak nr. 22/2178 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen.
Openbare zitting gehouden op 30 oktober 2024 om 14:15 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer
Griffiers: mr. Y. Soffner, mr. S. Langeveld-Mak, mr. K. Carvalho
De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 30 oktober 2024. Partijen hebben zich afgemeld voor de zitting.
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van 17 maart 2023 van de rechtbank Noord­Nederland, waarin de rechtbank het beroep van [appellant] tegen het besluit van 8 juni 2022 ongegrond heeft verklaard. In dit besluit heeft het college het bezwaar van [appellant] tegen de brief van 11 april 2022 niet-ontvankelijk verklaard.
Beslissing
De Afdeling bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevallen.
Gronden:
De Afdeling stelt vast dat het geschil in de kern gaat om de reactie die het college heeft gegeven op de correctieverzoeken die [appellant] heeft gedaan over uitlatingen in twee verschillende verweerschriften in verschillende beroepsprocedures tussen [appellant] en het college bij de rechtbank. In deze verweerschriften staat de zinsnede "wij geven u dan ook in overweging te bevorderen dat het beroep wordt verworpen".
In geschil is of de reactie van het college in de brief van 11 april 2022 een besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb, waartegen de mogelijkheid van bezwaar openstaat.
De rechtbank heeft hierover geoordeeld dat de reactie geen besluit is.
De gronden die in hoger beroep zijn aangevoerd, zijn zo goed als een herhaling van wat in beroep is aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en de in rechtsoverweging 6 tot en met 7 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. Verder bestaat er dus geen grond voor het oordeel dat het college alsnog een besluit zou moeten nemen.
Het hoger beroep is ongegrond.
Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Willems
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Soffner
griffier
818-1121