ECLI:NL:RVS:2024:4573
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Noord-Nederland over niet-ontvankelijkheid bezwaar college van burgemeester en wethouders van Heerenveen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 17 maart 2023. De rechtbank had het beroep van [appellant] tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen van 8 juni 2022 ongegrond verklaard. Dit besluit hield in dat het college het bezwaar van [appellant] tegen een brief van 11 april 2022 niet-ontvankelijk verklaarde. De mondelinge uitspraak vond plaats op 30 oktober 2024, waarbij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandelde.
Tijdens de zitting op 30 oktober 2024, waar partijen zich afmeldden, werd de zaak besproken door Staatsraad mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, en griffiers mr. Y. Soffner, mr. S. Langeveld-Mak en mr. K. Carvalho. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank, voor zover deze was aangevallen. De kern van het geschil betrof de reactie van het college op correctieverzoeken van [appellant] over uitlatingen in verweerschriften in eerdere beroepsprocedures. De vraag was of de reactie van het college in de brief van 11 april 2022 als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt, waartegen bezwaar openstaat.
De rechtbank had geoordeeld dat de reactie geen besluit was, en de Afdeling kon zich vinden in dit oordeel. De gronden die in hoger beroep werden aangevoerd, waren grotendeels een herhaling van de eerder aangevoerde argumenten. [appellant] had geen nieuwe redenen aangedragen die de gemotiveerde beoordeling van de rechtbank in twijfel trokken. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard, en het college werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.