ECLI:NL:RVS:2024:4537
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Frankrijk
Op 6 november 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in een asielzaak. De vreemdeling had op 15 augustus 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag verklaarde op 31 oktober 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond, waarna de vreemdeling hoger beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.
De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om te bepalen dat zijn voorgenomen overdracht aan Frankrijk, gepland op 7 november 2024, achterwege blijft totdat er een beslissing is genomen in het hoger beroep. De voorzieningenrechter overwoog dat, hoewel de vreemdeling zijn verzoek had onderbouwd, het niet aannemelijk was dat de uitspraak van de rechtbank zou worden vernietigd. De voorzieningenrechter weegt de belangen van zowel de minister als de vreemdeling mee in zijn beslissing.
Uiteindelijk werd het verzoek van de vreemdeling afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de overdracht aan Frankrijk geen onomkeerbare gevolgen heeft en dat, mocht Nederland verantwoordelijk worden geacht voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming, de vreemdeling vanuit Frankrijk kan worden teruggeleid naar Nederland. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. C.J. Borman, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat, griffier.