ECLI:NL:RVS:2024:4534
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een vrijheidsontnemende maatregel die door de minister van Asiel en Migratie is opgelegd. Op 9 juli 2024 heeft de minister de vreemdeling in grensdetentie geplaatst. De rechtbank Den Haag heeft op 26 juli 2024 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en schadevergoeding toegekend. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. V.M. Oliana, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De Raad van State heeft op 12 november 2024 uitspraak gedaan in deze zaak.
De Raad van State oordeelt dat de grensdetentie van de vreemdeling onrechtmatig was vanaf de eerste dag, omdat de vreemdeling Oekraïense nationaliteit heeft en een beroep heeft gedaan op de Richtlijn tijdelijke bescherming. De minister mag Oekraïners die een beroep doen op deze richtlijn niet in grensdetentie plaatsen. De grief van de vreemdeling slaagt, en het hoger beroep wordt gegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het beroep wordt gegrond verklaard.
De vreemdeling heeft recht op schadevergoeding voor de periode van 9 juli 2024 tot en met 19 juli 2024, en de minister wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten. De Raad van State kent een schadevergoeding toe van € 1.100,00 aan de vreemdeling en € 2.625,00 aan proceskosten, te betalen door de Staat der Nederlanden. De uitspraak is openbaar gedaan op 12 november 2024.