ECLI:NL:RVS:2024:449
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en verzoek om voorlopige voorziening
Op 5 februari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 13 oktober 2022 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.J.A. Bakker, heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 13 december 2023 het beroep gegrond verklaarde en de afwijzing van de staatssecretaris vernietigde, maar de rechtgevolgen in stand hield. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling had geklaagd dat er tijdens het aanvullende gehoor gebruik was gemaakt van een niet-registertolk, maar deze beroepsgrond is tijdens de zitting door de vreemdeling laten vallen. De voorzieningenrechter oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. Daarom is het hoger beroep ongegrond verklaard en wordt de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op 5 februari 2024, en de voorzieningenrechter, mr. J.H. van Breda, heeft de beslissing vastgesteld in tegenwoordigheid van griffier mr. R.H.L. Dallinga.