ECLI:NL:RVS:2024:4483

Raad van State

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
202402633/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan legalisatie recreatiewoning en aanleg natuur in Rhenen

Op 6 november 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan voor de legalisatie van een recreatiewoning en de aanleg van natuur in Rhenen. Het bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Rhenen op 19 maart 2024, voorziet in de legalisatie van de recreatiewoning aan een specifieke locatie en in de aanleg van natuur op de gronden ten noordwesten van deze recreatiewoning. De eigenaar van de gronden en de recreatiewoning is [partij], terwijl [appellant] de eigenaar is van een onverharde privéweg die toegang biedt tot de openbare weg voor een aantal woningen. [appellant] en anderen hebben beroep ingesteld tegen het besluit van de raad, omdat zij van mening zijn dat zij onvoldoende hebben kunnen participeren in de voorbereiding van het plan.

De Afdeling heeft de zaak behandeld op een zitting op 23 oktober 2024, waar zowel [appellant] als de raad van de gemeente Rhenen aanwezig waren. De Afdeling oordeelde dat het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan rechtmatig was, ondanks de bezwaren van [appellant] en anderen. De Afdeling stelde vast dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan de nodige belangen had afgewogen en dat de inspraakprocedure correct was uitgevoerd. Het betoog van [appellant] dat er een privaatrechtelijke belemmering zou zijn voor de ontsluiting van de recreatiewoning via de privéweg werd verworpen, omdat de privéweg al lange tijd als ontsluitingsweg wordt gebruikt en er geen evident privaatrechtelijke belemmering was aangetoond.

De conclusie van de Afdeling was dat het beroep van [appellant] ongegrond werd verklaard en dat de raad geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.V. Veldwijk, griffier.

Uitspraak

202402633/1/R4.
Datum uitspraak: 6 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, wonend in Rhenen,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Rhenen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 maart 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie], Rhenen" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
[partij A] en [partij B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [partij]) hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 23 oktober 2024, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door S. Halsbesma, zijn verschenen. Voorts is op de zitting [partij], als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 13 juli 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro), zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Het plan voorziet in legalisatie van de recreatiewoning aan de [locatie] en in de aanleg van natuur op de gronden ten noordwesten van de recreatiewoning. [partij] is de eigenaar van deze gronden en de recreatiewoning.
[appellant] is de eigenaar van een onverharde privéweg waarmee een aantal woningen worden ontsloten op de openbare weg. Het perceel waarop de recreatiewoning zich bevindt wordt - tegen de wens van [appellant] - ook via de privéweg ontsloten.
Toetsingskader
3.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Inspraak
4.       [appellant] en anderen betogen dat zij onvoldoende hebben kunnen participeren bij de voorbereiding van het plan.
4.1.    Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan is voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. In overeenstemming met deze procedure is een ieder in dat kader in de gelegenheid gesteld om een zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren te brengen. Daar hebben [appellant] en anderen ook gebruik van gemaakt. Het bieden van inspraak voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan maakt geen onderdeel uit van de in de Wro geregelde bestemmingsplanprocedure. Het niet bieden van inspraak heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan.
Het betoog slaagt niet.
De ontsluiting
5.       [appellant] en anderen betogen dat het plan niet voorziet in een goede ontsluitingsmogelijkheid van het plangebied en daarom in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Zij voeren daartoe ten eerste aan dat de raad uitgaat van ontsluiting via de privéweg, maar volgens hen is er geen recht om de privéweg daarvoor te gebruiken. Weliswaar is ten behoeve van een aantal andere woningen in de omgeving een recht van erfdienstbaarheid gevestigd om de privéweg te gebruiken, maar dat geldt niet voor de recreatiewoning. Er is daarom een evidente privaatrechtelijke belemmering die aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat, aldus [appellant] en anderen.
Ten tweede leidt het plan volgens [appellant] en anderen tot meer verkeersbewegingen en geluidshinder bij hun woningen. Zij ervaren nu al hinder van het verkeer naar de recreatiewoning dat langs hun woningen over de privéweg komt. Die hinder zal in de toekomst toenemen doordat [partij] van plan is om de recreatiewoning te gaan verhuren, met meer verkeersbewegingen tot gevolg.
5.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bestaat voor het oordeel van de bestuursrechter dat een privaatrechtelijke belemmering aan de vaststelling van een bestemmingsplan in de weg staat alleen aanleiding wanneer deze een evident karakter heeft. De burgerlijke rechter is namelijk de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van een activiteit, waarbij de bewijslast wordt beheerst door de in die procedure geldende regels. De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 30 januari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BY9957.
5.2.    Vast staat dat de privéweg al zeer lange tijd gebruikt wordt als ontsluitingsweg voor de recreatiewoning. Over de vraag of de privéweg daarvoor mag worden gebruikt wordt geprocedeerd bij de burgerlijke rechter. [partij] heeft in de procedure bij de burgerlijke rechter gesteld dat door verjaring een erfdienstbaarheid is verkregen en een beroep gedaan op artikel 5:57, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (aanwijzing van een noodweg). Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de Afdeling niet worden gesproken van een privaatrechtelijke belemmering met een evident karakter die in de weg stond aan het vaststellen van het plan.
In wat [appellant] en anderen aanvoeren ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het plan leidt tot onaanvaardbare overlast bij hun woningen. Daarbij betrekt de Afdeling dat niet aannemelijk is dat het plan leidt tot een relevante toename van het aantal verkeersbewegingen over de privéweg. Het gaat immers om één recreatiewoning van beperkte omvang. De privéweg wordt bovendien ook al voor diverse andere woningen gebruikt.
Het betoog slaagt niet.
Ingetrokken beroepsgrond
6.       Op de zitting hebben [appellant] en anderen hun beroepsgrond over permanente bewoning van de recreatiewoning ingetrokken.
Conclusie
7.       Het beroep is ongegrond.
8.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.V. Veldwijk, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Veldwijk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 november 2024
912-1070