ECLI:NL:RVS:2024:4470

Raad van State

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
202306066/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar zorgtoeslag en kindgebonden budget

In deze zaak heeft [appellant] op 26 juni 2022 bezwaar gemaakt tegen de definitieve berekening van de zorgtoeslag, het kindgebonden budget en de huurtoeslag over de jaren 2019 en 2020, alsook tegen de herziening van het kindgebonden budget in 2019. De relevante beschikkingen zijn gedateerd op 31 juli 2020, 2 oktober 2020 en 3 september 2021. De Dienst Toeslagen heeft het bezwaar van [appellant] niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar te laat was ingediend. [appellant] betwist deze beslissing en stelt dat hij onmiddellijk bezwaar heeft gemaakt toen hij zich realiseerde dat hij op een zwarte lijst van de Belastingdienst stond.

Volgens artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Aw) bedraagt de termijn voor het indienen van bezwaar zes weken. Indien het bezwaar buiten deze termijn wordt ingediend, is het niet-ontvankelijk en wordt het niet inhoudelijk beoordeeld, tenzij de indiener geen verwijt kan worden gemaakt voor de termijnoverschrijding. De bezwaartermijnen voor de besluiten uit 2020 waren respectievelijk 12 september 2020 en 14 november 2020, terwijl de termijn voor het besluit van 3 september 2021 afliep op 16 oktober 2021. [appellant] heeft zijn bezwaarschrift pas lang na deze termijnen ingediend.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het vermoeden van [appellant] dat hij op een zwarte lijst stond, niet voldoende was om te concluderen dat hem geen verwijt kon worden gemaakt voor de termijnoverschrijding. In hoger beroep herhaalt [appellant] zijn betoog en stelt hij dat de rechtbank de jaren 2015 tot en met 2018 ten onrechte niet heeft betrokken. De Afdeling bevestigt het oordeel van de rechtbank en stelt dat het enkele feit dat [appellant] dacht dat hij op een zwarte lijst stond, niet voldoende is om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. Bovendien blijkt uit onderzoek van de Dienst Toeslagen dat [appellant] niet op de zwarte lijst stond. De Afdeling concludeert dat de rechtbank terecht de jaren 2015-2018 niet heeft betrokken, aangezien het bezwaarschrift enkel betrekking had op de jaren 2019 en 2020. De Dienst Toeslagen is niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202306066/1/A2.
Datum uitspraak: 23 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland­West­Brabant van 22 augustus 2023 in zaak nr. 23/1060 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen (thans: Dienst Toeslagen).
Openbare zitting gehouden op 23 oktober 2024 om 11:30 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. J.M. Willems
Griffier: mr. O. van Loon
Jurist: J.E.T. de Regt
Verschenen:
de Dienst Toeslagen, vertegenwoordigd door [gemachtigden].
====================================
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van 22 augustus 2023 van de rechtbank Zeeland­West­Brabant.
Beslissing
De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Motivering
[appellant] heeft op 26 juni 2022 bezwaar gemaakt tegen de definitieve berekening van de zorgtoeslag, het kindgebonden budget en de huurtoeslag over 2019 en 2020, en de herziening van de vaststelling van het kindgebonden budget in 2019. De relevante beschikkingen dateren van 31 juli 2020, 2 oktober 2020 en 3 september 2021. De Dienst Toeslagen heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat is ingediend. [appellant] is het hier niet mee eens. Hij stelt dat hij meteen bezwaar heeft gemaakt, zodra hij zich realiseerde dat hij op een zwarte lijst van de Belastingdienst stond.
Op grond van artikel 6:7 van de Aw is de termijn voor het maken van bezwaar zes weken. Als buiten die termijn bezwaar wordt gemaakt, is dat bezwaar niet-ontvankelijk en wordt het niet inhoudelijk beoordeeld. Dit is alleen anders als degene die te laat bezwaar heeft gemaakt, daarvan geen verwijt kan worden gemaakt.
De bezwaartermijnen van de twee besluiten genomen in 2020 liepen af op 12 september 2020 respectievelijk 14 november 2020. De bezwaartermijn van het besluit van 3 september 2021 liep af op 16 oktober 2021. [appellant] heeft zijn bezwaarschrift lang na afloop van deze termijnen ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat het vermoeden van [appellant] dat hij op een zwarte lijst stond, niet voldoende is voor het oordeel dat hem van deze termijnoverschrijdingen geen verwijt kan worden gemaakt. In hoger beroep herhaalt [appellant] dit betoog, en voert hij aan dat de rechtbank de jaren 2015 tot en met 2018 ten onrechte niet bij haar oordeel heeft betrokken.
Het oordeel van de rechtbank dat het enkele feit dat [appellant] dacht dat hij op een zwarte lijst stond niet voldoende is voor het oordeel dat hem van de termijnoverschrijding geen verwijt kan worden gemaakt, is juist. Hij heeft deze stelling verder niet toegelicht. Dat was wel nodig. De Afdeling merkt in dit verband nog op dat sinds de rechtbankuitspraak uit onderzoek van de Dienst Toeslagen is gebleken dat [appellant] niet in de Fraude Signaleringsvoorziening (de zwarte lijst) stond. De Dienst Toeslagen heeft ter onderbouwing daarvan een uitdraai uit het Dagboek FSV overgelegd, waaruit blijkt dat [appellant] daarin niet voorkomt. [appellant] heeft geen aanknopingspunten aangedragen voor het oordeel dat dit niet zou kloppen. In het kader van de afhandeling van een klacht van [appellant] heeft de Dienst Toeslagen nog aan hem toegelicht dat de uitgekeerde voorschotten zorgtoeslag, kindgebonden budget en huurtoeslag over 2019 en 2020 zijn teruggevorderd vanwege een verschil tussen het geschatte en het definitieve inkomen van [appellant] en zijn toeslagenpartner. [appellant] heeft toen aan de klachtbehandelaar aangegeven dat hij dit voldoende vond en dat hij het kon volgen. Er zijn in het dossier ook geen aanknopingspunten dat deze toelichting op de besluiten niet klopt.
Ook het standpunt van [appellant] dat de rechtbank ten onrechte niet op alle toeslag jaren is ingegaan, volgt de Afdeling niet. De rechtbank heeft de jaren 2015-2018 namelijk terecht niet betrokken bij haar oordeel, omdat het bezwaarschrift van [appellant] alleen zag op de jaren 2019 en 2020. De jaren 2015 tot en met 2018 zijn dus geen onderdeel van het geschil.
De Dienst Toeslagen hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Willems
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Loon
griffier
284-1128