ECLI:NL:RVS:2024:4431

Raad van State

Datum uitspraak
1 november 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
202403211/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A.B. Blomberg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Vlierdenseweg ong., Deurne

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 1 november 2024 een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek is ingediend door verzoekers A en B, wonend in Deurne, tegen de raad van de gemeente Deurne. Het betreft het besluit van de raad van 27 februari 2024, waarbij het bestemmingsplan ‘Vlierdenseweg ong., Deurne’ is vastgesteld. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt, zoals geregeld in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze termijn begint op de dag na de bekendmaking van het besluit, die op 4 april 2024 heeft plaatsgevonden. Hierdoor liep de termijn van 5 april 2024 tot 16 mei 2024.

Het beroepschrift van verzoekers is echter pas op 17 mei 2024 ingediend, wat betekent dat het na het verstrijken van de beroepstermijn is ingediend. Verzoekers hebben een beroep gedaan op verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding, maar de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat zij geen bijzondere omstandigheden hebben aangevoerd die deze overschrijding rechtvaardigen. Hierdoor is het oordeel van de voorzieningenrechter dat het beroep in de bodemprocedure naar verwachting niet-ontvankelijk zal worden verklaard. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en bepaald dat de raad geen proceskosten hoeft te betalen.

Uitspraak

202403211/2/R2.
Datum uitspraak: 1 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend in Deurne,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Deurne,
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 1 november 2024 om 11:30 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. A.B. Blomberg, voorzieningenrechter;
griffier: mr. M. Scheele.
Verschenen via een videoverbinding:
[verzoeker A] e.a., vertegenwoordigd door mr. L. Pronk, advocaat te Helmond;
de raad, vertegenwoordigd door A. Willems en E. Schrijver;
[partij]., vertegenwoordigd door [gemachtigde].
Het verzoek gaat over het besluit van de raad van 27 februari 2024, waarbij het bestemmingsplan ‘Vlierdenseweg ong., Deurne’ is vastgesteld.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
De reden daarvoor is als volgt:
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 10 december 2021 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft
2.       Het oordeel van de voorzieningenrechter is een voorlopig oordeel en niet bindend in de bodemprocedure.
3.       Op grond van artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Die termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, op de dag na die waarop het besluit is bekendgemaakt. Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan is op 4 april 2024 bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit in het gemeenteblad, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift is begonnen op 5 april 2024 en geëindigd op 16 mei 2024.
4.       Het beroepschrift van verzoekers is op 17 mei 2024 bij de Afdeling ingediend, dat wil zeggen één dag na het verstrijken van de beroepstermijn. Verzoekers hebben een beroep op verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding gedaan, maar daarbij geen redenen aangevoerd die naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter zijn aan te merken als bijzondere omstandigheden waardoor redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat zij in verzuim waren.
5.       Gelet op het voorgaande zal het beroep van verzoekers in de bodemprocedure naar verwachting niet-ontvankelijk worden verklaard. De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
6.       De raad hoeft geen proceskosten te betalen.
w.g. Blomberg
voorzieningenrechter
w.g. Scheele
griffier
723