ECLI:NL:RVS:2024:4412

Raad van State

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
202304948/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Zeeland-West-Brabant inzake zorg- en huurtoeslag

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 6 juli 2023. Het hoger beroep is ingediend omdat [appellant] verzocht om uitstel van de zitting, in verband met een verzoek van de Belastingdienst/Toeslagen om toestemming voor verlenging van de behandeltermijn van een bezwaar. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat zij de zitting wilde gebruiken om met [appellant] te bespreken welke bezwaar- en beroepsprocedures er nog liepen over zijn recht op zorg- en huurtoeslag.

De mondelinge uitspraak vond plaats op 23 oktober 2024, waarbij de Afdeling Bestuursrechtspraak de aangevallen uitspraak bevestigde en het verzoek om schadevergoeding afwees. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank de bevoegdheid had om te bepalen of de zitting werd aangehouden en dat er geen sprake was van schending van de goede procesorde. Het betoog van [appellant] dat de rechtbank de zitting had moeten uitstellen, werd verworpen.

Daarnaast werd het betoog van [appellant] dat de Belastingdienst/Toeslagen bij de vaststelling van zijn recht op zorg- en huurtoeslag ten onrechte geen rekening had gehouden met zijn woonadres in Terneuzen, eveneens afgewezen. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak voldoende gemotiveerd ingegaan op het recht op zorg- en huurtoeslag voor de jaren vanaf 2010. De Afdeling concludeerde dat [appellant] onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat hij op het betreffende adres woonde, wat een vereiste is voor het verkrijgen van huurtoeslag. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank bleef in stand.

Uitspraak

202304948/1/A2.
Datum uitspraak: 23 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland­-West­-Brabant van 6 juli 2023 in zaken nrs. 21/4155, 22/2148 en 22/4189 t/m 22/4209 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen (nu: de Dienst Toeslagen).
Openbare zitting gehouden op 23 oktober 2024 om 15:15 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. J.M. Willems, voorzitter
griffier: mr. H.A. Komduur
Verschenen:
[appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigde];
De Dienst Toeslagen, vertegenwoordigd door [gemachtigden];
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van 6 juli 2023 van de rechtbank Zeeland-­West-­Brabant.
De Afdeling
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Motivering:
Het betoog van [appellant] dat de rechtbank de zitting had moeten uitstellen slaagt niet. De rechtbank heeft de bevoegdheid om te bepalen of een zitting wordt aangehouden. De Afdeling kan alleen als sprake is van schending van de goede procesorde oordelen dat de rechtbank een verzoek om uitstel van de zitting niet had mogen afwijzen. [appellant] heeft om uitstel van de zitting verzocht omdat hij van de Belastingdienst/Toeslagen een verzoek om toestemming voor verlenging van de behandeltermijn van een bezwaar had ontvangen en hij de dienst in de gelegenheid wilde stellen voorafgaand aan de zitting te besluiten op dat bezwaar. De rechtbank heeft dit verzoek bij e-mail van 31 mei 2023 afgewezen, omdat zij de zitting wilde gebruiken om met [appellant] te bespreken of en welke bezwaar- en beroepsprocedures er bij de Belastingdienst/Toeslagen en de rechtbank nog liepen over zijn recht op zorg- en huurtoeslag. De rechtbank heeft dat in dit geval mogen doen.
Het betoog van [appellant] dat de Belastingdienst/Toeslagen bij de vaststelling van zijn recht op zorg- en huurtoeslag vanaf 2010 er ten onrechte geen rekening mee heeft gehouden dat hij op het adres [locatie] te Terneuzen woonde slaagt ook niet. De Afdeling stelt voorop dat de rechtbank in haar uitspraak uitgebreid gemotiveerd is ingegaan op het recht op zorg- en huurtoeslag voor alle toeslagjaren vanaf 2010 die [appellant] aan de orde heeft gesteld. Alleen voor het recht op huurtoeslag over 2013 heeft de rechtbank bij haar beoordeling betrokken dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij op het betreffende adres woonde. Een vereiste om in aanmerking te komen voor huurtoeslag is dat de huurder op het adres waarvoor huurtoeslag is aangevraagd staat ingeschreven in de basisregistratie personen of dat hij aannemelijk kan maken dat die inschrijving onjuist is omdat hij daar wel woonde. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat [appellant] in bezwaar en beroep onvoldoende bewijsstukken heeft overgelegd om aannemelijk te maken dat hij op het betreffende adres woonde. Voor de andere toeslagjaren was de vraag of de inschrijving in de basisregistratie personen juist was niet aan de orde. Dit betekent dat de uitspraak van de rechtbank wat betreft die toeslagjaren ook in stand kan blijven.
Het hoger beroep is ongegrond. Alleen al hierom bestaat geen aanleiding de Dienst Toeslagen te veroordelen in de schade die [appellant] stelt te hebben geleden. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. De Dienst Toeslagen hoeft de proceskosten niet te vergoeden.
w.g. Willems
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Komduur
griffier
809