ECLI:NL:RVS:2024:4412
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Zeeland-West-Brabant inzake zorg- en huurtoeslag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 6 juli 2023. Het hoger beroep is ingediend omdat [appellant] verzocht om uitstel van de zitting, in verband met een verzoek van de Belastingdienst/Toeslagen om toestemming voor verlenging van de behandeltermijn van een bezwaar. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat zij de zitting wilde gebruiken om met [appellant] te bespreken welke bezwaar- en beroepsprocedures er nog liepen over zijn recht op zorg- en huurtoeslag.
De mondelinge uitspraak vond plaats op 23 oktober 2024, waarbij de Afdeling Bestuursrechtspraak de aangevallen uitspraak bevestigde en het verzoek om schadevergoeding afwees. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank de bevoegdheid had om te bepalen of de zitting werd aangehouden en dat er geen sprake was van schending van de goede procesorde. Het betoog van [appellant] dat de rechtbank de zitting had moeten uitstellen, werd verworpen.
Daarnaast werd het betoog van [appellant] dat de Belastingdienst/Toeslagen bij de vaststelling van zijn recht op zorg- en huurtoeslag ten onrechte geen rekening had gehouden met zijn woonadres in Terneuzen, eveneens afgewezen. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak voldoende gemotiveerd ingegaan op het recht op zorg- en huurtoeslag voor de jaren vanaf 2010. De Afdeling concludeerde dat [appellant] onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat hij op het betreffende adres woonde, wat een vereiste is voor het verkrijgen van huurtoeslag. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank bleef in stand.