ECLI:NL:RVS:2024:4405

Raad van State

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
202400770/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Schipper-Spanninga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen beëindiging opvang in Landelijke Vreemdelingenvoorziening

Op 31 oktober 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de beëindiging van zijn opvang in de Landelijke Vreemdelingenvoorziening door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De vreemdeling was geïnformeerd over de beëindiging van zijn opvang per 20 september 2022, middels een formulier gedateerd op 8 november 2022. Hiertegen heeft de vreemdeling bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd door het college ongegrond verklaard in een besluit van 9 maart 2023. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, verklaarde op 5 januari 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.G. Fischer, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.

De Raad van State heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Afdeling nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden, waardoor verdere motivering niet nodig was. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister is niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202400770/1/V1.
Datum uitspraak: 31 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 5 januari 2024 in zaak nr. 23/3683 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: het college).
Procesverloop
Bij formulier gedateerd op 8 november 2022 heeft het college de vreemdeling geïnformeerd dat het de opvang in de Landelijke Vreemdelingenvoorziening per 20 september 2022 beëindigt.
Bij besluit van 9 maart 2023 heeft het college het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 januari 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.G. Fischer, advocaat in Assen, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt de motivering onder 5.1 van de uitspraak van de rechtbank over.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J. Schipper-Spanninga, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier.
w.g. Schipper-Spanninga
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Mercelina
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2024
938-1118