ECLI:NL:RVS:2024:4402
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 31 oktober 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 16 februari 2022 de aanvraag afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.A. Hardoar, advocaat in Amsterdam, had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem. De rechtbank verklaarde het beroep op 21 februari 2023 ongegrond.
In het hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak de motivering van de rechtbank overgenomen en geconcludeerd dat de rechtbank terecht en op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De Afdeling oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden, zoals bedoeld in artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep werd ongegrond verklaard. De minister van Asiel en Migratie werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. J. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.