202305923/1/R1.
Datum uitspraak: 30 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in De Waal, gemeente Texel,
appellant,
en
het college van burgemeester en wethouders van Texel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 18 juli 2023 heeft het college het uitwerkingsplan "Den Burg - Marsweg Zuid" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 september 2024, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door E.I. Sickmann en J. Jonker, zijn verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 13 maart 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het bestemmingsplan "Den Burg" maakt de aanleg van twee nieuwe woonwijken mogelijk in het oosten van Den Burg. De Tuunen is één van die woonwijken en is al gebouwd. De Marsweg Zuid is de andere woonwijk en ligt ten noorden van De Tuunen. De Marsweg Zuid wordt nog gebouwd en ligt in het uitwerkingsplangebied. Het uitwerkingsplan voorziet in de bouw van 120 woningen die een gezamenlijke ontsluiting krijgen op de Marsweg. [appellant] is het niet eens met die ontsluiting. Hij woont langs de Marsweg op ongeveer 750 m afstand van de ontsluiting. Hij vreest een toename van het verkeer over de Marsweg. Bovendien is de nieuwe ontsluiting op de Marsweg volgens [appellant] niet toegestaan, gelet op artikel 25.4.2, aanhef en onderdeel k, van het bestemmingsplan.
Toetsingskader
3. Wanneer in een bestemmingsplan een uitwerkingsplicht is opgenomen, moet het college van burgemeester en wethouders in beginsel een uitwerkingsplan vaststellen. Bij een beroep tegen een uitwerkingsplan kan ter beoordeling staan of dit plan is voorbereid en genomen in strijd met het recht. Onder die beoordeling valt de vraag of de uitgewerkte bestemming strookt met de uitwerkingsregels in het bestemmingsplan en, als die regels daarvoor de ruimte laten, met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij geldt de planologische aanvaardbaarheid van de uit te werken bestemming als een gegeven.
Conclusie
4. De Afdeling is van oordeel dat het beroep ongegrond is. De Afdeling zal dit oordeel hierna motiveren aan de hand van de beroepsgronden van [appellant]. Het gaat om de volgende twee onderwerpen:
- aantal ontsluitingen;
- verkeersaantrekkende werking.
Aantal ontsluitingen
5. [appellant] betoogt dat het uitwerkingsplan voorziet in te veel ontsluitingen op de Marsweg. Volgens [appellant] voorziet het uitwerkingsplan in een derde ontsluiting op de Marsweg, terwijl artikel 25.4.2, aanhef en onderdeel k, van het bestemmingsplan dit verbiedt. [appellant] verwijst in dit verband naar de tussenuitspraak van de Afdeling van 27 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4293, over het bestemmingsplan. Volgens hem volgt uit deze uitspraak dat de woonwijk Marsweg Zuid niet ontsloten mag worden op de Marsweg. Ter zitting heeft [appellant] artikelen uit voorheen geldende bestemmingsplannen en passages uit de daarbij behorende toelichtingen geciteerd. Daaruit blijkt volgens [appellant] dat het nooit de bedoeling is geweest dat er nieuwe ontsluitingen op de Marsweg zouden komen.
5.1. Het college stelt zich op het standpunt dat artikel 25.4.2, aanhef en onderdeel k, van het bestemmingsplan niet van toepassing is op deze geplande woonwijk, Marsweg Zuid.
5.2. Artikel 25.4.2, aanhef en onderdeel k, van het bestemmingsplan luidt als volgt:
"Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
[…]
k. het ontsluiten van individuele kavels, woningen en/of de daarbij behorende centrale parkeervoorzieningen op de Kadijksweg of Marsweg, uitgezonderd:
[…]
2. Maximaal twee gemeenschappelijke ontsluitingen voor motorvoertuigen ten behoeve van de woningen, erven en centrale parkeervoorzieningen van maximaal 31 woningen (‘Marsweg Noord’ en ‘Marsweg Zuid’) op de Marsweg, zoals verbeeld op onderstaande tekening, die onlosmakelijk deel uitmaakt van deze regel."
5.3. De Afdeling volgt het college in zijn standpunt. Het bestemmingsplan voorziet in diverse bestemmingen in Den Burg. Artikel 25.4.2 van het bestemmingsplan is alleen van toepassing op gebieden die zijn bestemd als "Wonen". De Marsweg Zuid is daarentegen bestemd als "Wonen - uit te werken I". Dit is een andere bestemming en daarop is artikel 25.4.2 van het bestemmingsplan niet van toepassing. Met de term "Marsweg Zuid" in dat artikel wordt dus ook niet gedoeld op de woonwijk Marsweg Zuid die in het uitwerkingsplan mogelijk is gemaakt. Toen artikel 25.4.2, aanhef en onderdeel k, van het bestemmingsplan werd vastgesteld werd die term nog gebruikt voor het deel van De Tuunen dat nu "Marserf" heet. Dit blijkt onder meer uit de tekening bij dat artikel. Voor de begrijpelijkheid van deze uitspraak heeft de Afdeling dat plaatje hierboven opgenomen. Dat het aantal gemeenschappelijke ontsluitingen beperkt moet blijven geldt dus niet voor de Marsweg Zuid. De conclusie is dus dat het uitwerkingsplan niet in strijd kan zijn met artikel 25.4.2 van het bestemmingsplan. Ook uit de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling van 27 december 2018 kan niet worden afgeleid dat de Marsweg Zuid niet ontsloten mag worden op de Marsweg. Uit overwegingen 6 en 8 van die uitspraak blijkt dat het daarbij ging om het aantal ontsluitingen van De Tuunen op de Marsweg en de Kadijksweg.
Kortom, het bestemmingsplan beperkt het aantal ontsluitingen van de woonwijk Marsweg Zuid op de Marsweg dus niet. De artikelen en passages in plantoelichtingen uit oude bestemmingsplannen die [appellant] ter zitting heeft geciteerd maken dit niet anders, want die bestemmingsplannen zijn inmiddels vervangen door het bestemmingsplan "Den Burg".
Het betoog slaagt niet.
Verkeersaantrekkende werking
6. [appellant] betoogt dat de ontsluiting op de Marsweg zal leiden tot een verkeerstoename op die weg. [appellant] is het hier niet mee eens en wil dat de Marsweg blijft zoals die is. Ter zitting heeft [appellant] een aantal alternatieven genoemd voor de ontsluiting van de Marsweg Zuid. Deze alternatieven komen erop neer dat de Marsweg Zuid via andere wijken wordt ontsloten.
6.1. Het college erkent dat de verkeersdrukte op de Marsweg zal toenemen door de nieuwe ontsluiting. Desondanks stelt het college zich op het standpunt dat de verkeersdrukte binnen de gehanteerde normen blijft. In dit kader verwijst het college naar drie verkeersonderzoeken, allemaal in opdracht van de gemeente uitgevoerd door Goudappel B.V.:
a. het rapport "Quickscan verkeerseffecten De Tuunen II" van 2 februari 2022 (hierna: de Quickscan),
b. de notitie "Langzaam verkeer Marsweg Den Burg" van 15 februari 2023,
c. de "Oplegnotitie nadere uitgangspunten Marsweg Zuid" van 7 juni 2023 (hierna: de oplegnotitie).
Volgens de oplegnotitie levert de ontsluiting 781 extra verkeersbewegingen op de Marsweg per dag op. Dit komt bovenop de 358 bewegingen die in 2022 zijn gemeten. In totaal zijn er volgens de oplegnotie dus 1.139 verkeersbewegingen per dag op de Marsweg. Ter zitting heeft het college toegelicht dat het uitgaat van een maximale capaciteit van 4.000 tot 5.000 verkeersbewegingen per dag op de Marsweg. Dit sluit aan op het advies dat Goudappel heeft gegeven in de Quickscan. Verder stelt het college zich op het standpunt dat er een belangenafweging is gemaakt die in het nadeel van [appellant] is uitgevallen. Daarnaast stelt het college dat de Marsweg de meest logische plek is om de Marsweg Zuid te ontsluiten.
6.2. De Afdeling is van oordeel dat het college een zwaarder gewicht heeft mogen toekennen aan de ontsluiting van de Marsweg Zuid via de Marsweg dan aan het belang van [appellant] bij het voorkomen van verkeerstoename op de Marsweg. In dit verband merkt de Afdeling op dat het belang van een goede ontsluiting van de 120 woningen in het gebied van Marsweg Zuid aanzienlijk is. Tegelijkertijd blijft de verkeersdrukte op de Marsweg volgens de Quickscan ruim binnen de gehanteerde grenswaarden. Dit heeft [appellant] niet betwist.
Verder heeft het college de keuze om de Marsweg Zuid niet via andere wijken te ontsluiten voldoende gemotiveerd. Het college heeft ter zitting toegelicht dat het ontsluiting via andere wijken onwenselijk vindt. Ontsluiting via De Tuunen acht het college onwenselijk, omdat deze wijk autoluw is ingericht en geen doorgaande wegen bevat. Ontsluiting via de Strandkaap is volgens het college onwenselijk, omdat daar fietspaden liggen en omdat deze wijk niet berekend is op meer gemotoriseerd verkeer. Gezien deze toelichting mocht het college de alternatieven onwenselijk vinden.
Het betoog slaagt niet.
Proceskosten
7. Zoals de Afdeling heeft overwogen onder 4 is het beroep ongegrond. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.
w.g. Verburg
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Driel Kluit
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2024
703-1126