ECLI:NL:RVS:2024:435
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- G.T.J.M. Jurgens
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Pasgeld-West in Rijswijk
Op 30 januari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het geding tussen de vereniging Natuurlijk Delfland en de stichting Pasgeld Natuurlijk, en de raad van de gemeente Rijswijk. Het verzoek is ingediend naar aanleiding van het besluit van de raad van 21 september 2023, waarbij het bestemmingsplan "Pasgeld-West" werd vastgesteld. Dit plan voorziet in de bouw van 1.000 woningen, wat 225 woningen meer zijn dan in het vorige bestemmingsplan "Sion - ’t Haantje, tweede herziening" van 6 maart 2018 was voorzien. De vereniging en de stichting vrezen onomkeerbare gevolgen van de opschaling van het aantal woningen en hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Tijdens de openbare zitting op 30 januari 2024, waar de voorzieningenrechter en griffier aanwezig waren, zijn de verzoekers vertegenwoordigd door hun gemachtigde en de raad door een advocaat en twee andere vertegenwoordigers. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat de vereniging en de stichting geen spoedeisend belang hebben aangetoond dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. De raad heeft verklaard dat er geen omgevingsvergunningen voor bouwen zullen worden aangevraagd totdat er uitspraak is gedaan in de bodemzaak. De vereniging en de stichting hebben de mogelijkheid om een nieuw verzoek om voorlopige voorziening in te dienen als er toch omgevingsvergunningen worden aangevraagd of andere activiteiten worden verricht die kunnen leiden tot onomkeerbare gevolgen.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de argumenten van de vereniging en de stichting over stikstof, milieueffectrapportage, soortenbescherming, groen en waterhuishouding niet voldoende zijn om het verzoek te honoreren. De raad hoeft de proceskosten niet te vergoeden.