202404086/2/R4.
Datum uitspraak: 30 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend in Woerden,
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Woerden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 23 mei 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Woningbouwlocatie Wittlaan 12" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoeker] heeft een nader stuk ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld op 10 oktober 2024, waar [verzoeker] en de raad, vertegenwoordigd door mr. S. de Rijke, mr. L. Scheppers, drs. M. Linssen en M.A. van Zoest, zijn verschenen. Verder is op de zitting The International Trade B.V., vertegenwoordigd door ir. D. van der Beek, bijgestaan door mr. E.J.H. Plambeck, advocaat in Bodegraven, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Met het bestemmingsplan "Woningbouwlocatie Wittlaan 12" wordt de bouw van 29 woningen mogelijk gemaakt. Een essentieel onderdeel van het plan is het doortrekken van de fietsroute over het Adriaan Duyckpad, dat ten westen van het plangebied ligt, door het plangebied, om deze fietsroute uiteindelijk met een fietsbrug te verbinden met de buurt ten oosten van het plangebied. Hierdoor zal de fietsroute worden aangesloten op de Cort van der Lindenlaan en de Groen van Prinstererlaan. De beoogde fietsbrug maakt geen onderdeel uit van het plangebied, omdat het daar geldende bestemmingsplan de aanleg daarvan al toestaat.
[verzoeker] woont direct ten oosten van het plangebied. Hij vreest dat het verbinden van de fietsroute door middel van een fietsbrug zal leiden tot verkeersgevaarlijke situaties op onder andere de Cort van der Lindenlaan en de Groen van Prinstererlaan en stelt zich op het standpunt dat de gevolgen van de ontsluiting van het plangebied door middel van de beoogde fietsbrug met een verkeersonderzoek hadden moeten worden onderzocht. Hij verzoekt de voorzieningenrechter om te bepalen dat de fietsbrug in het bestemmingsplan moet worden opgenomen, om het plan te schorsen wat betreft de fietsroute en om de raad op te dragen om alsnog een verkeersonderzoek uit te laten voeren.
3. Over het betoog van [verzoeker] dat artikel 15 van de Gemeentewet, waarin staat dat een lid van de raad niet op mag treden als gemachtigde van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur, in strijd is met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, overweegt de voorzieningenrechter dat de voorlopigevoorzieningenprocedure zich niet leent voor een voorlopig rechtmatigheidsoordeel daarover.
4. Voor zover [verzoeker] betoogt dat de fietsbrug in het bestemmingsplan had moeten worden opgenomen, overweegt de voorzieningenrechter dat het te ver strekt om een voorlopige voorziening te treffen die een plangrens van een bestemmingsplan wijzigt.
5. Over het verzoek van [verzoeker] om het plan te schorsen wat betreft de fietsroute en om de raad op te dragen om alsnog een verkeersonderzoek uit te laten voeren, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
De raad stelt zich op het standpunt dat een nader verkeersonderzoek niet nodig is. Hoewel in de plantoelichting geen beoordeling over de gevolgen voor de verkeersveiligheid in onder andere de Cort van der Lindenlaan en de Groen van Prinstererlaan staat, zijn deze volgens de raad wel beoordeeld. De conclusie van deze beoordeling was dat de aansluiting van de fietsroute op de Cort van der Lindenlaan en de Groen van Prinstererlaan niet tot verkeersonveilige situaties zal leiden. In het verweerschrift is gemotiveerd uiteengezet dat hiervoor gekeken is naar de fietsintensiteit per etmaal, de intensiteit van het gemotoriseerd verkeer, de aard van de wegen en de inrichting van de straten, waaronder de situatie bij de nabijgelegen speeltuin.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter bestaat, gelet op het voorgaande, geen aanleiding om te twijfelen aan de gevolgen van het plan voor de verkeersveiligheid in onder meer de Cort van der Lindenlaan en de Groen van Prinstererlaan en is daarom een nader verkeersonderzoek niet nodig. Er bestaat daarom ook geen aanleiding om het plan wat betreft de fietsroute te schorsen.
Het betoog slaagt niet.
6. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.
7. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.H.Y. Huijts, griffier.
w.g. Meijer
voorzieningenrechter
w.g. Huijts
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2024
811