ECLI:NL:RVS:2024:426
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening vreemdeling inzake beëindiging tijdelijke bescherming
Op 5 februari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door een vreemdeling wiens recht op bescherming, dat hij genoot op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming, per 4 september 2023 zou eindigen. De staatssecretaris had op 1 september 2023 besloten dat het recht op bescherming zou eindigen, wat door de vreemdeling werd bestreden in een eerder beroep bij de rechtbank. De rechtbank had dit beroep op 22 december 2023 ongegrond verklaard, waarna de vreemdeling hoger beroep had ingesteld en tevens verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er op de datum van uitspraak al een beslissing was genomen op het hoger beroep van de vreemdeling. Hierdoor was er geen noodzaak meer om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek van de vreemdeling werd dan ook afgewezen. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Meijer, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 5 februari 2024.