ECLI:NL:RVS:2024:4245
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdelingen tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
Op 23 oktober 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van twee vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. D.W. Beemers, tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 14 juli 2022. De rechtbank had de beroepen van de vreemdelingen tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 11 mei 2021 ongegrond verklaard. De vreemdelingen stelden dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld en hebben hoger beroep ingesteld.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De Afdeling heeft ook het gewijzigde landenbeleid over Pakistan, dat op 1 juli 2024 door de minister is vastgesteld, niet betrokken bij de beoordeling. Dit beleid heeft betrekking op journalisten en mensenrechtenverdedigers, maar de vreemdelingen kunnen dit beleid niet in deze procedure aanvoeren, omdat het na de uitspraak van de rechtbank is gewijzigd.
Uiteindelijk bevestigde de Raad van State de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.