ECLI:NL:RVS:2024:4234
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen gebiedsverbod opgelegd door burgemeester van Den Helder
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 16 mei 2023. De rechtbank had het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, waarbij het ging om een besluit van de burgemeester van Den Helder van 5 april 2022. Dit besluit hield in dat het bezwaar van [appellant] tegen eerdere besluiten van 11 en 21 december 2021, waarin aan hem een gebiedsverbod was opgelegd en uitgebreid, eveneens ongegrond werd verklaard. De burgemeester had dit gebiedsverbod opgelegd op basis van een proces-verbaal van de politie, waarin werd vermeld dat [appellant] regelmatig in beeld was gekomen vanwege ernstige overlast. Het gebiedsverbod was aanvankelijk voor drie maanden opgelegd en later uitgebreid.
Tijdens de zitting op 14 oktober 2024, waar de Staatsraad mr. C.H. Bangma de zaak behandelde, werd [appellant] vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.W. Hoogland. De burgemeester werd vertegenwoordigd door L.J.M. Smit. [appellant] betwistte de inhoud en de totstandkoming van de bestuurlijke rapportage die aan de besluitvorming ten grondslag lag. De rechtbank had overwogen dat de burgemeester in beginsel mag uitgaan van de juistheid van een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal, en dat er in dit geval geen aanleiding was om van dit uitgangspunt af te wijken.
De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de bevindingen van de politie. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. De burgemeester werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.