ECLI:NL:RVS:2024:4233
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen huis- en contactverbod opgelegd door burgemeester van Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag van 19 april 2023. De rechtbank had het verzoek van [appellant] om een voorlopige voorziening afgewezen en het beroep tegen de besluiten van de burgemeester van Den Haag van 6 april 2023 en 13 april 2023 ongegrond verklaard. In deze besluiten had de burgemeester aan [appellant] een huisverbod opgelegd, dat gold van 6 april 2023 (14:51 uur) tot en met 16 april 2023 (14:51 uur), en een contactverbod met de op dat adres woonachtige achterblijfster en de drie minderjarige kinderen van [appellant] en de achterblijfster. De mondelinge uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vond plaats op 14 oktober 2024, waarbij de betrokken partijen niet verschenen waren. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De Afdeling oordeelde dat de burgemeester redelijkerwijs van zijn bevoegdheid tot het opleggen van een huis- en contactverbod gebruik heeft gemaakt, en dat de besluiten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De betwisting van [appellant] werd niet onderbouwd met concrete feiten, waardoor de Afdeling geen aanleiding zag om te twijfelen aan de rapporten die aan de besluiten ten grondslag lagen.