ECLI:NL:RVS:2024:4222
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na niet-ontvankelijk verklaring verblijfsvergunning
Op 21 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 20 juni 2024 niet-ontvankelijk was verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D.W.M. van Erp, heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De rechtbank Den Haag had op 9 september 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De voorzieningenrechter oordeelde dat de rechtbank terecht tot haar oordeel was gekomen en dat het hoger beroep geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en bepaald dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 21 oktober 2024.