202203711/5/R4.
Datum uitspraak: 21 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van:
[verzoeker], wonend in Lopik,
verzoeker,
om wijziging (artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van de bij uitspraak van 31 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2516, getroffen voorlopige voorziening in het geding tussen: [verzoeker]
en
de raad van de gemeente Lopik,
verweerder.
Procesverloop
Bij uitspraak van 31 augustus 2022 heeft de voorzieningenrechter bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van 8 maart 2022, waarbij het bestemmingsplan "Landelijk gebied" is vastgesteld, gedeeltelijk geschorst.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht deze voorlopige voorziening te wijzigen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoeker] heeft een nader stuk ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 oktober 2024, waar [verzoeker] en de raad, vertegenwoordigd door mr. J. Oosterhof, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Op grond van artikel 8:87, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening opheffen of wijzigen.
3. Bij besluit van 8 maart 2022 heeft de raad voor onder andere de percelen aan de [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3] het bestemmingsplan "Landelijk gebied" vastgesteld.
Op de percelen [locatie 1] en [locatie 2] rust op grond van het bestemmingsplan "Landelijk gebied" een woonbestemming. Op het naastgelegen perceel rust de bestemming "Detailhandel" met de functieaanduiding ‘tuincentrum’. Dit perceel heeft geen huisnummer, maar wordt door [verzoeker] in de procedure aangeduid met [locatie 3].
[verzoeker] heeft beroep ingesteld tegen de vaststelling van het bestemmingsplan "Landelijk gebied", onder meer omdat onvoldoende rekening is gehouden met zijn bestaande rechten en het huidige gebruik op het perceel met detailhandelbestemming. Onder dit bestemmingsplan mag hij namelijk niet langer vuurwerk opslaan en verkopen op het perceel aan de [locatie 3]. De voorzieningenrechter heeft hierin aanleiding gezien om bij uitspraak van 31 augustus 2022 een voorlopige voorziening te treffen.
4. De getroffen voorlopige voorziening luidt als volgt:
"De voorzieningenrechter schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Lopik van 8 maart 2022, voor zover dit betrekking heeft op het perceel van aan de [locatie 3] te Lopik."
5. Nadat de voorlopige voorziening was getroffen, is tussen [verzoeker] en de raad onenigheid ontstaan over de vraag op welke percelen de schorsing precies ziet.
[verzoeker] stelt dat de schorsing alleen ziet op het perceel dat door hem wordt aangeduid als [locatie 3] en dus alleen op het perceel met de detailhandelbestemming, en alleen voor zover dat perceel zijn eigendom is.
De raad stelt zich op het standpunt dat de schorsing ziet op alle drie de percelen aan de [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3], en dus ook op de percelen met de woonbestemming, en ongeacht de eigenaar.
6. Het gevolg van de uitleg van de raad is dat niet alleen op het perceel met de detailhandelbestemming, maar ook op de woonpercelen het voorgaande bestemmingsplan "Landelijke gebied Lopik" uit 2007 (hierna: het bestemmingsplan uit 2007) geldt, terwijl dat bestemmingsplan in zoverre minder bouwmogelijkheden biedt. [verzoeker] heeft daarom de voorzieningenrechter verzocht om duidelijk te maken dat de getroffen voorlopige voorziening alleen ziet op het perceel met de bestemming detailhandel, oftewel het perceel dat hij aanduidt met [locatie 3], en ook alleen voor zover hij dat perceel in eigendom heeft. Als de voorlopige voorziening zich wel uitstrekt tot de percelen aan de [locatie 1] en [locatie 2], verzoekt hij de voorzieningenrechter om de voorlopige voorziening in zoverre op te heffen, met uitzondering van de gedeelten van die percelen die hij in eigendom heeft.
Waar ziet de uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 augustus 2022 op?
7. In het dictum van de uitspraak van 31 augustus 2022 staat dat de voorlopige voorziening ziet op "het perceel van aan de [locatie 3] te Lopik". De voorzieningenrechter overweegt ten eerste dat uit dit dictum blijkt dat de naam [verzoeker] na het woordje ‘van’ per abuis is weggevallen. Duidelijk is dus dat bedoeld was om de schorsing alleen te laten zien op het perceel voor zover dat eigendom was van [verzoeker]. Dit is een kennelijke verschrijving die niet noopt tot wijziging van de getroffen voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter overweegt ten tweede dat in het dictum alleen verwezen wordt naar het perceel aan de [locatie 3]. Uit de uitspraak blijkt dat met dit perceel het perceel bedoeld wordt waarop de opslag en verkoop van vuurwerk plaatsvinden. Dit gebeurt alleen op de kadastrale percelen met de bestemming "Detailhandel" en de functieaanduiding ‘tuincentrum’. In het dictum wordt niet verwezen naar de percelen aan de [locatie 1] en/of de [locatie 2]. Ook verder volgt niet uit de uitspraak dat de voorlopige voorziening ook zou zien op de woonpercelen.
Gelet op het voorgaande, ziet de getroffen voorlopige voorziening niet op de woonpercelen aan de [locatie 1] en [locatie 2], maar alleen op het perceel met de detailhandelsbestemming aan de [locatie 3], en alleen voor zover dit perceel op het moment van het treffen van de voorlopige voorziening in eigendom was van [verzoeker].
7.1. Het voorgaande betekent dat de voorlopige voorziening ziet op een schorsing van het bestemmingsplan "Landelijk gebied" uit 2022 voor het perceel aan de [locatie 3], voor zover dat perceel op het moment van de uitspraak van 31 augustus 2022 in eigendom was van [verzoeker]. In zoverre geldt het bestemmingsplan uit 2007.
De voorlopige voorziening ziet niet op een schorsing van het bestemmingsplan "Landelijk gebied" uit 2022 voor de percelen aan de [locatie 1] en [locatie 2]. In zoverre geldt het bestemmingsplan "Landelijk gebied" uit 2022, versie 05.
8. Omdat ter zitting is gebleken dat er bij partijen verwarring bestaat over de vraag welke percelen feitelijk bedoeld worden, omdat de kadastrale percelen niet gelijk zijn aan de percelen die met [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3] worden aangeduid, overweegt de voorzieningenrechter ter voorlichting van partijen onder verwijzing naar de volgende afbeelding als volgt.
8.1. Figuur 1 is een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan "Landelijk gebied" uit 2022 en ziet op de percelen aan de [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3]. Het perceel in het zalmroze heeft de bestemming "Detailhandel" met de functieaanduiding ‘tuincentrum’. Dit is het perceel dat bedoeld wordt met ‘het perceel aan de [locatie 3]’. De percelen in het geel hebben de bestemming ‘Wonen’. Deze percelen worden bedoeld met ‘de percelen aan de [locatie 1] en [locatie 2]’.
Dit betekent dat de schorsing ziet op die kadastrale percelen uit figuur 1 die geheel de bestemming "Detailhandel" hebben, en op die kadastrale percelen uit figuur 1 die gedeeltelijk de bestemming "Detailhandel" hebben, maar dan alleen voor zover het die bestemming betreft. Bovendien ziet de schorsing alleen op voornoemde kadastrale percelen voor zover die ten tijde van de uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 augustus 2022 in eigendom waren van [verzoeker].
Moet de getroffen voorziening worden gewijzigd?
9. Omdat de getroffen voorlopige voorziening niet ziet op de percelen aan de [locatie 1] en [locatie 2] en ook niet op het perceel aan de [locatie 3] voor zover dat niet in eigendom is van [verzoeker], bestaat alleen al daarom in zoverre geen aanleiding om deze voorziening gedeeltelijk op te heffen.
10. [verzoeker] verzoekt verder om de getroffen voorlopige voorziening te wijzigen, voor zover daarbij geen schorsing is uitgesproken voor de percelen aan de [locatie 1] en [locatie 2], voor wat betreft de gedeelten van die percelen die hij in eigendom heeft. Hij wil dus dat de schorsing verder strekt dan alleen het perceel aan de [locatie 3].
[verzoeker] heeft een gedeelte van de percelen aan de [locatie 1] en [locatie 2] verkocht. Ter zitting is gebleken dat [verzoeker] een klein gedeelte van de percelen aan de [locatie 1] en [locatie 2] nog steeds in eigendom heeft. Een klein gedeelte van de grond die hij in eigendom heeft, heeft dus een woonbestemming. Omdat hij niet van plan is om gebruik te maken van deze woonbestemming, heeft hij er ook geen belang bij als het bestemmingsplan "Landelijk gebied" uit 2022 in zoverre wordt geschorst.
Moet de raad de schorsing publiceren op de landelijke voorziening?
11. Over het verzoek van [verzoeker] om de raad op te dragen om de getroffen voorlopige voorziening te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, overweegt de voorzieningenrechter dat daartoe geen wettelijke verplichting bestaat.
Conclusie
12. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het wijzigen van de getroffen voorlopige voorziening af te wijzen.
13. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.H.Y. Huijts, griffier.
w.g. Meijer
voorzieningenrechter
w.g. Huijts
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2024
811