ECLI:NL:RVS:2024:4196
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- W. den Ouden
- F.B. van der Maesen de Sombreff
- R.F.I. de Lange
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen ongegrondverklaring inzageverzoek persoonsgegevens door minister van Defensie
Op 9 oktober 2024 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep dat zich richtte tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 3 maart 2023. In die uitspraak verklaarde de rechtbank het beroep van de appellant ongegrond, waarbij het ging om een besluit van de minister van Defensie van 11 november 2021. Dit besluit betrof de ongegrondverklaring van het bezwaar van de appellant tegen een eerder besluit van 4 juni 2021, waarin werd beslist op het verzoek van de appellant om inzage in zijn persoonsgegevens.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelde dat de minister het verzoek van de appellant terecht had aangemerkt als een verzoek op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De rechtbank had terecht vastgesteld dat de minister in het besluit van 4 juni 2021 had beslist op het verzoek van de appellant, en de argumenten die de appellant in hoger beroep naar voren bracht, boden geen grond voor het oordeel dat het besluit onjuist was.
De uitspraak van de Raad van State houdt in dat het hoger beroep ongegrond is verklaard en dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd gedaan in een openbare zitting, waarbij de betrokken partijen aanwezig waren, waaronder de minister, vertegenwoordigd door F. Eftekhari. De uitspraak is een bevestiging van de eerdere beslissing van de rechtbank en benadrukt de toepassing van de AVG in dit soort zaken.