ECLI:NL:RVS:2024:419
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening vreemdeling inzake beëindiging tijdelijke bescherming
Op 5 februari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door een vreemdeling wiens recht op bescherming, dat hij genoot op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming, per 4 september 2023 zou eindigen. De staatssecretaris had op 31 augustus 2023 besloten dat het recht op bescherming zou eindigen, wat leidde tot een beroep bij de rechtbank. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling op 22 december 2023 ongegrond, waarna de vreemdeling hoger beroep instelde en tevens verzocht om een voorlopige voorziening.
In de overwegingen van de voorzieningenrechter werd vastgesteld dat de Afdeling op dezelfde dag uitspraak had gedaan in het hoger beroep van de vreemdeling. Gezien deze uitspraak werd er geen voorlopige voorziening getroffen. Het verzoek van de vreemdeling werd afgewezen en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Meijer, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 5 februari 2024.