202107810/4/R3.
Datum uitspraak: 16 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, wonend te Noordwijk,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Noordwijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij tussenuitspraak van 13 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1060, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na verzending van de tussenuitspraak de daarin omgeschreven gebreken in het besluit van 30 november 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Middengebied-Landschapspark" te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht. Bij beschikking van 27 juni 2024 heeft de Afdeling de hiervoor genoemde hersteltermijn verlengd tot en met 31 juli 2024.
Bij besluit van 11 juli 2024 heeft de raad, ter uitvoering van de tussenuitspraak, het bestemmingsplan "Middengebied-Landschapspark" gedeeltelijk gewijzigd en voorzien van nadere motivering.
[appellant] en anderen zijn in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen over de wijze waarop het gebrek is hersteld. Zij hebben van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 2 juni 2021 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Tussenuitspraak
2. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak onder 11.2 overwogen dat de raad niet inzichtelijk heeft gemaakt dat er voldaan werd aan de voorwaarden van paragraaf 2.2., categorie 4, van de Nota Parkeernormen 2020 (hierna: de Parkeernota 2020) en dat er om die reden getoetst moest worden aan de Nota parkeren en stallen Noordwijk 2013 (hierna: de Parkeernota 2013).
Ook heeft de Afdeling onder 11.3 overwogen dat in zowel de Parkeernota 2013 als de Parkeernota 2020 het uitgangspunt is dat er op eigen terrein in de parkeerbehoefte moet worden voorzien. Beide parkeernota’s bevatten onder voorwaarden uitzonderingsmogelijkheden. De Afdeling heeft overwogen dat de raad onvoldoende gemotiveerd heeft dat er werd voldaan aan deze uitzonderingsvoorwaarden.
De Afdeling heeft, gelet op de bovenstaande overwegingen, geoordeeld dat het besluit van 30 november 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Middengebied-Landschapspark" in strijd is met artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
3. Verder heeft de Afdeling onder 13.2 in de tussenuitspraak overwogen dat artikel 3.2.3, onder c, van de planregels ten onrechte lichtmasten van maximaal 12 m hoog mogelijk maakte. De raad had dit niet beoogd. De Afdeling heeft daarom geoordeeld dat het plan in zoverre in strijd is met artikel 3:2 van de Awb.
Herstel
4. De raad heeft ter uitvoering van de tussenuitspraak bij besluit van 11 juli 2024 het plan gedeeltelijk gewijzigd en voorzien van nadere motivering.
5. Voor het herstel van de onder 11.2 en 11.3 van de tussenuitspraak vastgestelde gebreken heeft de raad nadere motivering gegeven in paragraaf 4.4 van de plantoelichting. In die paragraaf licht de raad toe waarom er voor het plan kan worden afgeweken van de Parkeernota 2020. De raad heeft in dit kader besloten om artikel 14 van de planregels te schrappen en ook de op dat artikel gegeven toelichting in paragraaf 5.2.3 van de plantoelichting te schrappen.
6. Voor het herstel van het onder 13.2 van de tussenuitspraak vastgestelde gebrek heeft de raad artikel 3.2.3, onder c, van de planregels geschrapt en het artikel omgenummerd.
Geen zienswijze
7. Het besluit van 11 juli 2024 is op grond van artikel 6:19 van de Awb mede onderwerp van het geding. Het beroep van [appellant] en anderen is van rechtswege mede gericht tegen dit besluit.
8. [appellant] en anderen hebben naar aanleiding van het besluit van 11 juli 2024 geen zienswijze ingediend. De Afdeling leidt hieruit af dat [appellant] en anderen geen bezwaren hebben tegen dat besluit. Daarom bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de door de raad gegeven motivering, waarop het besluit berust, niet toereikend is. Het van rechtswege ontstane beroep tegen dat besluit is daarom ongegrond.
Conclusie
9. Gelet op wat is overwogen in de tussenuitspraak is het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van 30 november 2021 gegrond. Dat besluit moet wegens strijd met artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb worden vernietigd.
10. Omdat de raad het besluit van 30 november 2021 met het besluit van 11 juli 2024 heeft gewijzigd en nader heeft gemotiveerd en daarmee de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken heeft hersteld, zal de Afdeling bepalen dat de rechtsgevolgen van het besluit van 30 november 2021 in stand blijven, met uitzondering van de rechtsgevolgen van artikel 3.2.3, onder c, en artikel 14 van de planregels. Dit betekent dat het bestemmingsplan, zoals gewijzigd bij het besluit van 11 juli 2024, onherroepelijk wordt.
11. De raad moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van de raad van de gemeente Noordwijk van 30 november 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Middengebied-Landschapspark" gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Noordwijk van 30 november 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Middengebied-Landschapspark";
III. verklaart het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van de raad van de gemeente Noordwijk van 11 juli 2024 ongegrond;
IV. bepaalt dat de rechtsgevolgen van het besluit van de raad van de gemeente Noordwijk van 30 november 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Middengebied-Landschapspark", met uitzondering van de rechtsgevolgen van artikel 3.2.3, onder c, en artikel 14 van de planregels, in stand blijven;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Noordwijk tot vergoeding van bij [appellant] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.750,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Noordwijk aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 181,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. J.F. de Groot, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.W.L. van der Heijden, griffier.
w.g. De Groot
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van der Heijden
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2024
884-1076