202202728/1/R3.
Datum uitspraak: 16 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. Dorpsraad Kaag en Buitenkaag, gevestigd te Kaag, gemeente Kaag en Braassem,
2. [appellant sub 2], wonend te Kaag, gemeente Kaag en Braassem,
3. [appellant sub 3A] en [appellante sub 3B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellante sub 3]), wonend te Kaag, gemeente Kaag en Braassem,
4. [appellant sub 4] en anderen, wonend te Kaag, gemeente Kaag en Braassem,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Kaag en Braassem,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 7 maart 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Irenelaan 3a, Kaag" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben de Dorpsraad, [appellant sub 2], [appellante sub 3] en [appellant sub 4] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad en Motoriek Den Haag Beheer B.V. hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak behandeld op een zitting van 5 juli 2024, waar de Dorpsraad, vertegenwoordigd door mr. N.J. Surber en mr. R.B. Smit, [appellant sub 2], [appellante sub 3] en [appellante sub 3B], [appellant sub 4] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant sub 4], en de raad, vertegenwoordigd door mr. V. Platteeuw, zijn verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 2 september 2021 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het plan maakt de bouw van 11 woningen mogelijk in het westelijke deel van het plangebied, een voormalig campingterrein aan de Irenelaan 3a in Kaag. Het campingterrein ligt al enige jaren braak en wordt gebruikt als openbaar groen. Aan de oostzijde binnen het plangebied liggen 12 kavels, waarvan 11 bebouwd met recreatiewoningen en een onbebouwde kavel. Verder staat zowel in de noordwesthoek als in de zuidwesthoek een recreatiewoning. Aan de zuidzijde staat een toiletgebouw.
Met het plan worden 5 vrijstaande woningen en 6 waterwoningen mogelijk gemaakt. Voor de vrijstaande woningen, die ten noorden van de waterwoningen worden gerealiseerd, is een maximale goot- en bouwhoogte van 4,5 m respectievelijk 10 m mogelijk gemaakt. Voor de waterwoningen is een maximale bouwhoogte van 6 m mogelijk gemaakt. Voor de gronden in het oostelijke deel van het plangebied blijft de bestemming "Recreatie" in stand. De recreatiewoning in de noordwesthoek zal door grondruil verplaatst worden naar het oostelijke deel van het plangebied. De recreatiewoning in de zuidwesthoek van het plangebied blijft staan. Aan de gronden in het zuidelijke deel van het plangebied is de bestemming "Groen" toegekend.
3. [appellant sub 2], [appellant sub 4] en anderen en [appellante sub 3] wonen allemaal in de omgeving van het plangebied. De Dorpsraad is een vereniging die als doel heeft het bevorderen en bestendigen van de belangen van de inwoners van Kaag en Buitenkaag.
Toetsingskader
4. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Beroepsgronden
Inspraak
5. [appellant sub 4] en anderen betogen dat de raad onvoldoende mogelijkheden voor participatie heeft geboden. Zij voeren aan dat er in het principebesluit om medewerking te verlenen aan het initiatief als randvoorwaarde is gesteld dat er zorgvuldige participatie en communicatie zou plaatsvinden. Volgens [appellant sub 4] en anderen zijn er na de informatieavond van 12 juli 2019 echter geen mogelijkheden tot participatie meer geboden tot aan de terinzagelegging van het ontwerpplan. Ook is het verslag van de inloopavond erg subjectief. Vragen die gesteld zijn over de pont en verkeerscapaciteit staan daar amper in weergeven. Daarnaast voeren [appellant sub 4] en anderen aan dat bij de totstandkoming van de "Omgevingsvisie Kaag en Braassem" (hierna: de Omgevingsvisie) 42% van de bewoners ontevreden bleek over samenwerking met de gemeente.
5.1. Het bieden van inspraak voorafgaande aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan maakt geen onderdeel uit van de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure. Het betoog kan daarom niet betrokken worden bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan.
Bovendien is er een inloopavond gehouden voor inwoners van Kaag. In het verslag van de inloopavond staat dat de meeste vragen over de pont en de capaciteit daarvan gingen. Dat de vragen zelf niet zijn weergegeven, betekent niet dat de verslaggeving subjectief is.
Het betoog slaagt niet.
Behandeling zienswijzen
6. De Dorpsraad en [appellant sub 4] en anderen betogen dat de raad de zienswijzen niet op zorgvuldige wijze heeft behandeld. Zij voeren aan dat er in totaal 15 zienswijzen zijn ingediend, goed voor 100 woningen, waarin 60 punten van aandacht naar voren zijn gebracht. Volgens de Dorpsraad en [appellant sub 4] en anderen had de raad zo’n groot aantal bezwaren van zoveel bewoners niet zomaar met slechts één marginale wijziging van het ontwerpplan terzijde mogen schuiven. Bewoners voelen zich daardoor niet gehoord.
6.1. De Afdeling ziet in wat de Dorpsraad en [appellant sub 4] en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de zienswijzen onzorgvuldig heeft behandeld. Dat de ingediende zienswijzen tot slechts één wijziging van het ontwerpplan hebben geleid, geeft geen blijk van onzorgvuldigheden.
Het betoog slaagt niet.
Integrale visie Kaag
7. [appellant sub 4] en anderen betogen dat de raad bij de belangenafweging onvoldoende rekening heeft gehouden met de samengestelde gevolgen van andere plannen voor woningbouw op Kaageiland. Volgens [appellant sub 4] en anderen komen er met alle geplande ontwikkelingen ongeveer 40 woningen bij op het eiland. Een integrale visie voor deze ontwikkelingen op het eiland ontbreekt.
7.1. De Afdeling overweegt dat de raad in zijn belangenafweging rekening moet houden met andere ontwikkelingen voor zover deze voldoende concreet zijn. In wat [appellant sub 4] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad bij de vaststelling van het plan onvoldoende rekening heeft gehouden met andere ontwikkelingen op het eiland. De raad hoefde niet te wachten op een visie die ook betrekking zou hebben op ontwikkelingen die op het moment van het vaststellen van het plan nog niet voldoende concreet waren.
Het betoog slaagt niet.
Bouwhoogte
8. De Dorpsraad, [appellant sub 2] en [appellant sub 4] en anderen betogen dat de vrijstaande woningen van 10 m hoog niet binnen de omgeving passen.
De Dorpsraad en [appellant sub 4] en anderen voeren aan dat de omliggende bebouwing een feitelijke nokhoogte van 7,5 m heeft. [appellant sub 4] en anderen voeren daarbij aan dat de omliggende woningen 2-laags zijn met een goothoogte van 3 m. De nieuw te bouwen vrijstaande woningen worden
3-laags. Daarmee wijkt de dakhelling af van omliggende bebouwing en zijn de nieuwe woningen een stuk hoger. Volgens de Dorpsraad passen de vrijstaande woningen niet bij een dorps karakter en de parkachtige omgeving.
8.1. Uit het bestemmingsplan "Kaag" volgt dat woningen op de Prins Willem Alexanderlaan maximaal een goothoogte van 6 m en een bouwhoogte van 9-10 m mogen hebben.
8.2. De Afdeling overweegt dat er voor de beoordeling of een plan passend is binnen de omgeving, gekeken moet worden naar de maximale planologische mogelijkheden van het voorliggende plan en van de bestemmingsplannen die gelden in de omgeving van het plangebied. Omdat er voor de omliggende bebouwing aan de noordzijde van het plangebied een vergelijkbare maximale bouwhoogte geldt, komt de Afdeling tot het oordeel dat de raad zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de voorziene vrijstaande woningen met een maximale goothoogte van 4,5 m en bouwhoogte van 10 m binnen de omgeving passen.
Het betoog slaagt niet.
Verkeersonderzoeken
9. De Dorpsraad, [appellante sub 3] en [appellant sub 4] en anderen betogen dat de verkeersonderzoeken die ten grondslag liggen aan het plan onzorgvuldig zijn uitgevoerd en geen goed beeld geven van de verkeerssituatie rond de pont en op de Julianalaan. De ervaring van bewoners van het eiland is dat de capaciteit van de pont en de Julianalaan op diverse momenten al te laag is. Zij vrezen door het plan nog meer verkeershinder te ondervinden. De belangrijkste argumenten die zij aanvoeren worden hierna weergeven.
Volgens de Dorpsraad, [appellante sub 3] en [appellant sub 4] en anderen is er in de verkeersonderzoeken ten onrechte geen rekening gehouden met de unieke verkeerssituatie van Kaageiland. Kaageiland is volgens hen het enige bewoonde eiland met bedrijvigheid in Nederland dat alleen via een pont bereikbaar is. De ontsluiting van al het verkeer op het eiland vindt plaats via de Julianalaan. Ook is er veel recreatie op het eiland. Er is daarom sprake van een unieke situatie.
De Dorpsraad, [appellante sub 3] en [appellant sub 4] en anderen voeren daarnaast aan dat de verkeersonderzoeken voorbijgaan aan de piekmomenten waarop lange wachttijden bij de pont ontstaan. Juist de wachttijden zouden de focus moeten zijn in de onderzoeken. In de onderzoeken wordt echter alleen de restcapaciteit van de pont over langere tijdsperiodes berekend. Volgens De Dorpsraad, [appellante sub 3] en [appellant sub 4] en anderen geeft dit een vertekend beeld van de situatie rond de pont. In de eerste plaats wordt er bij de berekening van uitgegaan dat er altijd vier auto’s op de pont kunnen staan, terwijl dat niet mogelijk is als er groot verkeer op de pont staat of een groot aantal fietsers/voetgangers. Ten tweede zorgt het uitsmeren over een langere periode ervoor dat er gemiddeld altijd genoeg capaciteit op de pont is en de piekmomenten niet in beeld komen. Deze wijze van restcapaciteit berekenen is niet toereikend om de wachttijden voor de pont in beeld te brengen.
Verder voeren De Dorpsraad, [appellante sub 3] en [appellant sub 4] en anderen aan dat er te weinig meetmomenten aan de verkeersonderzoeken ten grondslag liggen. Dit geeft geen goed beeld van de verschillende situaties die zich rond de pont kunnen voordoen die meer dan incidenteel zijn.
9.1. Op de zitting heeft de Dorpsraad toegelicht dat de gemeente een nieuw verkeersonderzoek aan het voorbereiden is met inspraak van de bewoners van Kaageiland. De raad heeft dit bevestigd.
9.2. De Afdeling stelt vast dat Kaageiland ongeveer 400 inwoners telt. Op het eiland bevinden zich geen voorzieningen zoals een supermarkt of school. Wel is op het eiland het bedrijf [bedrijf] (hierna: [bedrijf]) gevestigd en zijn er agrarische activiteiten. Ook is er veel recreatie op het eiland met bijvoorbeeld bootverhuur, jachthavens en een watersportschool. Het eiland is alleen bereikbaar via de pont vanaf Buitenkaag. Ontsluiting van de pont loopt via de Julianalaan. Bij de pont is de weg gesplitst in twee eenrichtingswegen: een weg voor verkeer dat het eiland opkomt en een weg voor verkeer dat het eiland afgaat. Deze twee delen van de weg lopen rond het Veerhuis Kaag. Ter hoogte van [bedrijf] komen de wegdelen samen, waarna de Julianalaan als tweerichtingsweg in zuidelijke richting verder gaat naar het grootste deel van de bebouwing op het eiland. De weg is daar erg smal waardoor auto’s elkaar niet kunnen passeren. Daarom zijn er een passeerplekken langs de weg.
9.3. De Afdeling ziet in wat is aangevoerd door de Dorpsraad, [appellante sub 3] en [appellant sub 4] en anderen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich redelijkerwijs niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan geen onacceptabele verkeerssituatie rondom de pont en op de Julianalaan tot gevolg zal hebben. De verkeersonderzoeken die ten grondslag liggen aan het plan geven geen volledig beeld van de verkeerssituatie rondom de pont en op de Julianalaan. De uitgangspunten die in de verkeersonderzoeken zijn gehanteerd maken niet inzichtelijk of er wachtrijen voor de pont ontstaan en hoe lang die wachttijden zijn. Omdat niet duidelijk is wat de huidige verkeerssituatie is, heeft de raad niet goed kunnen beoordelen of het plan niet zal leiden tot overbelasting van de pont en de Julianalaan. De Afdeling neemt daarbij het volgende in aanmerking.
9.4. De Afdeling overweegt dat de (verkeers-)situatie op Kaageiland, zoals beschreven onder 9.3, bijzonder is. De bewoners van Kaageiland zijn voor al hun levensbehoeften en voorzieningen afhankelijk van de pont en hebben belang bij een goede afwikkeling van het verkeer rond de pont en op de Julianalaan. Wachttijden voor de pont mogen niet zo lang zijn dat het woon- en leefklimaat van de bewoners van het eiland daardoor onaanvaardbaar wordt aangetast. Dat er, zoals de raad stelt, geen (wettelijke) norm bestaat voor wachttijden bij een pont, betekent niet dat het vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar is als de bewoners van het eiland structureel in lange wachtrijen komen te staan. Ook kunnen lange wachtrijen, door de inrichting van de Julianalaan rond de pont, problematisch zijn voor de bereikbaarheid van hulpdiensten. Verkeer dat het eiland op wil kan vast komen te staan door een rij van verkeer dat het eiland af wil. Het is aan de raad om vast te stellen met wat voor wachttijden bewoners van het eiland te maken hebben en vervolgens te bezien of die wachttijden aanvaardbaar zijn en ook blijven na het realiseren van de ontwikkeling die het plan mogelijk maakt. Dit vraagt om een zorgvuldig verkeersonderzoek dat inzicht biedt in wachtrijen en wachttijden op verschillende momenten.
9.5. De Afdeling overweegt dat de verkeersonderzoeken niet inzichtelijk maken of er wachtrijen bij de pont ontstaan en of er daardoor ook onaanvaardbaar lange wachttijden zijn. De wijze waarop de restcapaciteit van de pont in de verkeersonderzoeken is berekend is daarvoor namelijk niet voldoende.
In die berekening wordt ten onrechte uitgegaan van het ideale scenario dat er altijd vier auto’s op de pont kunnen staan. In het verkeersonderzoek van 11 juni 2019 wordt terecht de kanttekening gemaakt dat er minder auto’s op de pont passen als er groot verkeer op staat. Daar had in de berekening van de capaciteit van de pont dan ook rekening mee gehouden moeten worden. Ook is het onduidelijk of er vier auto’s op de pont kunnen als er tegelijkertijd een groot aantal fietsers/voetgangers op de pont staat.
Daarnaast wordt de capaciteit van de pont ten onrechte berekend door een gemiddelde bezetting per twee uur te nemen. Daardoor blijven mogelijke piekmomenten, zoals het drukste uur in de ochtend- of avondspits, buiten beeld. Het is namelijk mogelijk dat de auto’s die in een periode van twee uur door de pont zijn overgevaren niet regelmatig gespreid bij de pont kwamen aanrijden. Daardoor zou gedurende een deel van het tijdvak een lange wachtrij kunnen ontstaan, terwijl dan nog steeds sprake zou kunnen zijn van restcapaciteit over een periode van twee uur. De verkeersonderzoeken houden daar geen rekening mee.
De raad heeft ook nagelaten een standpunt in te nemen over acceptabele wachttijden en wijst alleen op de gemiddelde duur van een afvaart van de pont, die gemiddeld 3-5 minuten is. Dit zegt echter niets over de daadwerkelijke wachttijden en ook niet over welke wachttijden de raad uit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar acht.
9.6. Verder overweegt de Afdeling dat er te weinig en te korte meetmomenten zijn in de verkeersonderzoeken die ten grondslag liggen aan het plan. Ook daardoor komen piekmomenten niet goed in beeld. Waar voor normale verkeerssituaties meetmomenten op een weekdag representatief zijn, is dit door het bijzondere karakter van Kaageiland niet per se het geval. Weekenden kunnen door recreanten erg druk zijn en drukte tijdens het hoogseizoen kan niet gezien worden als een uitzonderlijke situatie die om die reden niet in het onderzoek had hoeven worden meegenomen.
Voor de Julianalaan zijn ook geen nieuwe tellingen gedaan. De restcapaciteit van de weg is slechts berekend aan de hand van verkeerstellingen uit 2013 en een procentuele ophoging vanwege stijging in autobezit en gebruik. Er is geen aandacht besteed aan mogelijke doorstroomproblemen als gevolg van de wachtrij voor de pont. Hierdoor en door het lange tijdsverloop sinds de tellingen acht de Afdeling de berekening niet representatief. De raad heeft niet voldoende toegelicht waarom de berekening wel representatief is.
9.7. Gelet op het vorenstaande slaagt het betoog.
Verdwijnen recreatie
10. De Dorpsraad en [appellant sub 2] betogen dat de raad geen goede afweging heeft gemaakt bij het omzetten van de recreatiebestemming naar woningen. Volgens de Dorpsraad en [appellant sub 2] is deze omzetting in strijd met de Omgevingsvisie. De Dorpsraad voert ook aan dat het plan in strijd met de Omgevingsvisie geen sociale woningen mogelijk maakt. Volgens de Dorpsraad wordt in de Omgevingsvisie een groot belang gehecht aan "Leefbaarheid binnen de kleine kernen en de wens om alle doelgroepen in de samenleving op evenredige wijze een kans te geven op de woningmarkt". In dit kader is het volgens de Dorpsraad niet gewenst dat er voor het plan gebruik gemaakt wordt van de afkoopregeling voor het niet realiseren van sociale woningbouw zonder compensatie van sociale woningbouw elders op het eiland. Als dat voor alle woningbouwprojecten die gepland staan gebeurt, blijft het aantal sociale woningen onvoldoende.
10.1. De Afdeling ziet in wat [appellant sub 2] en de Dorpsraad hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad in dit kader de belangen onvoldoende heeft afgewogen. De Dorpsraad en [appellant sub 2] hebben niet concreet gemaakt waarom het omzetten van de recreatiebestemming naar een woonbestemming in strijd is met de Omgevingsvisie.
In zoverre slaagt het betoog niet.
10.2. Over het betoog van de Dorpsraad dat het plan ten onrechte geen sociale woningen mogelijk maakt, overweegt de Afdeling als volgt. In paragraaf 1.3 van de plantoelichting staat toegelicht dat er gebruik wordt gemaakt van een afkoopregeling voor sociale woningbouw. Daar staat ook toegelicht dat er op Kaageiland geen sociale voorzieningen zijn, waardoor het eiland minder geschikt is voor sociale woningbouw. Op pagina 38 van de Omgevingsvisie is te lezen dat er bij projecten van 11 of minder woningen een afkoopregeling is. De Afdeling komt daarom tot het oordeel dat het plan niet in strijd is met de Omgevingsvisie voor zover dit gaat over sociale woningbouw.
Het betoog slaagt niet.
QuickScan
11. [appellant sub 4] en anderen betogen dat de raad onvoldoende heeft onderzocht of het soortenbeschermingsregime van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) op voorhand aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. [appellant sub 4] en anderen voeren aan dat de QuickScan die ten grondslag ligt aan het plan onzorgvuldig is uitgevoerd. Dit onderzoek is op slechts één dag uitgevoerd en komt niet overeen met bevindingen van bewoners. Op en rond het plangebied zijn door bewoners veel vleermuizen, spechten en ransuilen gezien. Daarom is onvoldoende onderzocht of de bouwwerkzaamheden het leefgebied van deze dieren zullen aantasten.
11.1. De raad mag het plan niet vaststellen als en voor zover hij op voorhand redelijkerwijs had moeten inzien dat het wettelijke soortenbeschermingsregime aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
In paragraaf 5.3.1 van de plantoelichting staat de uitkomst van de QuickScan weergegeven. In het verslag van het onderzoek staat dat er geen ontheffing op grond van de Wnb noodzakelijk is voor het plan. Dat voor het onderzoek in het kader van de Wnb een veldonderzoek van één dag heeft plaatsgevonden, betekent nog niet dat dit onderzoek onzorgvuldig is uitgevoerd. Ook de enkele stelling dat [appellant sub 4] en anderen ter plaatse vleermuizen, spechten en ransuilen hebben gezien, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat het onderzoek onzorgvuldig is.
Daarom heeft de raad zich redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat het wettelijke soortenbeschermingsregime op voorhand niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
Het betoog slaagt niet.
Bouwverkeer
12. De Dorpsraad heeft aangevoerd dat de raad geen inzicht heeft gegeven hoe bouwverkeer voor realisatie van het plan gereguleerd gaat worden. Dit gaat niet over het plan zelf maar over de uitvoering daarvan. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. De Afdeling bespreekt deze beroepsgrond daarom niet inhoudelijk.
Conclusie
13. Het beroep van [appellant sub 2] is ongegrond.
14. Gelet op wat de Dorpsraad, [appellante sub 3] en [appellant sub 4] en anderen hebben aangevoerd, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. De beroepen van de Dorpsraad, [appellante sub 3] en [appellant sub 4] en anderen zijn gegrond, zodat het besluit van 7 maart 2022 moet worden vernietigd.
De Afdeling ziet aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken op de landelijke voorziening.
15. Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1174, zijn op een eventueel nieuw te nemen besluit de Omgevingswet en de daarbij behorende omgevingsrechtelijke regels van toepassing. Dat houdt onder meer in dat niet meer kan worden teruggevallen op het vóór 1 januari 2024 ter inzage gelegde ontwerpbestemmingsplan, omdat in het ontwerpbestemmingsplan geen regels zijn gesteld met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. 16. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 2] ongegrond;
II. verklaart de beroepen van de Dorpsraad Kaag en Buitenkaag,
[appellant sub 3A] en [appellante sub 3B] en [appellant sub 4] en anderen gegrond;
III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Kaag en Braassem van 7 maart 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Irenelaan 3a, Kaag";
IV. draagt de raad van de gemeente Kaag en Braassem op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel III wordt verwerkt op de landelijke voorziening;
V. gelast dat de raad van de gemeente Kaag en Braassem aan de hierna vermelde appellanten het door hen voor de behandeling van hun beroepen betaalde griffierecht vergoedt:
- € 365,00 voor de Dorpsraad Kaag en Buitenkaag;
- € 184,00 voor [appellant sub 3A] en [appellante sub 3B], met dien verstande dat het bestuursorgaan bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
- € 184,00 voor [appellant sub 4] en anderen, met dien verstande dat het bestuursorgaan bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, voorzitter, en mr. C.H. Bangma en mr. A.B. Blomberg, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, griffier.
w.g. Meijer
voorzitter
w.g. Lap
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2024
288-1076