ECLI:NL:RVS:2024:411
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening vreemdeling inzake beëindiging recht op bescherming
Op 5 februari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door een vreemdeling wiens recht op bescherming, dat hij genoot op grond van Richtlijn 2001/55/EG, door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was beëindigd per 4 september 2023. De vreemdeling had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van 29 augustus 2023, waarin de staatssecretaris het einde van zijn bescherming aankondigde. De rechtbank had op 22 december 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarna de vreemdeling in hoger beroep ging en tevens verzocht om een voorlopige voorziening.
In de uitspraak van 5 februari 2024 heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat, nu er inmiddels op het hoger beroep was beslist, er geen noodzaak meer was voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek van de vreemdeling werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak benadrukt de procedurele aspecten van het bestuursrecht en de voorwaarden waaronder voorlopige voorzieningen kunnen worden getroffen.