ECLI:NL:RVS:2024:4105

Raad van State

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
11 oktober 2024
Zaaknummer
202400775/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep in vreemdelingenzaak

Op 11 oktober 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het verzet van een opposant, die stelt te handelen namens een vreemdeling. Dit verzet volgde op een eerdere uitspraak van 12 juli 2024, waarin het hoger beroep van de vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 12 januari 2024, niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank had in deze zaak, genummerd 23/3802, de vreemdeling niet in zijn verzoek ontvangen, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Afdeling overwoog dat tegen een uitspraak waarbij de zaak zonder zitting is afgedaan en waarop de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) van toepassing is, geen verzet openstaat. Dit is vastgelegd in artikel 83c, eerste lid, van de Vw 2000. Aangezien de uitspraak van 12 juli 2024 op deze wijze was gedaan, kon de Afdeling niet ingaan op het verzet.

De Afdeling verklaarde zich onbevoegd om van het verzet kennis te nemen en oordeelde dat de minister van Asiel en Migratie geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 11 oktober 2024.

Uitspraak

202400775/2/V1.
Datum uitspraak: 11 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) van:
[opposant], naar hij stelt handelend namens [de vreemdeling],
opposant.
Procesverloop
Bij uitspraak van 12 juli 2024 heeft de Afdeling het hoger beroep van de vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 12 januari 2024 in zaak nr. 23/3802 met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [opposant], naar hij stelt handelend namens de vreemdeling, verzet gedaan.
Overwegingen
1.       Tegen een uitspraak waarbij de Afdeling de zaak zonder zitting heeft afgedaan en waarop de Vw 2000 van toepassing is, staat geen verzet open (artikel 83c, eerste lid, van de Vw 2000). Tegen de uitspraak van 12 juli 2024 kan daarom geen verzet worden gedaan.
2.       De Afdeling is onbevoegd om van het verzet kennis te nemen. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart zich onbevoegd om van het verzet kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier.
w.g. Van Breda
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Hanrath
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2024
392