ECLI:NL:RVS:2024:4096

Raad van State

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
9 oktober 2024
Zaaknummer
202402897/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om extra herkansing examen bestuursrecht door examencommissie

Op 15 februari 2024 heeft de examencommissie van de sector Economie & Ondernemerschap het verzoek van appellante voor een extra herkansing voor het examen Specialistische kennis bestuursrecht afgewezen. De commissie van beroep voor de examens van het Da Vinci College verklaarde op 2 april 2024 het hiertegen ingestelde administratief beroep ongegrond. Appellante, die sinds 1 augustus 2019 de opleiding tot juridisch administratief dienstverlener volgt, heeft te maken gehad met diverse persoonlijke omstandigheden die haar studievoortgang negatief hebben beïnvloed. Deze omstandigheden omvatten zowel fysieke als mentale problemen, mede als gevolg van een auto-ongeval, en verschillende familieomstandigheden. Appellante stelt dat deze factoren de reden zijn dat zij niet geslaagd is voor de eerste en tweede poging van haar examens.

In haar beroepschrift bij de commissie lichtte appellante haar persoonlijke omstandigheden toe en betoogde dat de examencommissie in strijd met beginselen van behoorlijk bestuur heeft gehandeld door haar verzoek af te wijzen zonder rekening te houden met deze omstandigheden. De commissie heeft echter de beslissing van de examencommissie in stand gelaten, waarbij werd opgemerkt dat de examencommissie geen persoonlijke feiten en omstandigheden had meegewogen in hun beslissing. De commissie concludeerde dat de examencommissie redelijkerwijs kon twijfelen aan de invloed van de persoonlijke omstandigheden op de resultaten van appellante, gezien haar goede prestaties in generieke vakken.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat de commissie terecht de afwijzing van het verzoek om een derde herkansing in stand heeft gelaten. De commissie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 9 oktober 2024.

Uitspraak

202402897/1/A2.
Datum uitspraak: 9 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend in [woonplaats],
appellante,
en
de commissie van beroep voor de examens van het Da Vinci College (hierna: de commissie),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 15 februari 2024 heeft de examencommissie van de sector Economie & Ondernemerschap (hierna: de examencommissie) het verzoek van [appellante] voor een extra herkansing voor het examen Specialistische kennis bestuursrecht (hierna: het examen) afgewezen.
Bij beslissing van 2 april 2024 heeft de commissie het hiertegen ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellante] beroep ingesteld.
De commissie heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 juli 2024, waar [appellante], bijgestaan door mr. L. Boer, advocaat in Dordrecht, en de commissie, vertegenwoordigd door mr. I. Bijloo, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellante] volgt sinds 1 augustus 2019 de driejarige opleiding tot juridisch administratief dienstverlener. Zij zit in het laatste jaar van deze opleiding. Tijdens de studie is zij geconfronteerd met diverse omstandigheden die volgens haar de studievoortgang negatief hebben beïnvloed. Zij heeft verschillende fysieke en mentale medische problemen, mede ten gevolge van een auto-ongeval. Ook waren er diverse familieomstandigheden, die haar mentale staat hebben beïnvloed. Deze omstandigheden maken volgens [appellante] dat de eerste en tweede poging om de examens voor de specialistische kennisvakken te halen niet zijn geslaagd. In het totaal gaat het om zeven van de negen beroepsgerichte vakken. Zij heeft hierover overleg gehad met haar studieloopbaanbegeleider (hierna: slb-er), die haar adviseerde om de vakken één voor één over te doen.
Besluitvorming
2.       Op 2 februari 2024 dient [appellante] een verzoek in om het examen te herkansen. Dit verzoek wordt door de examencommissie op 15 februari 2024 afgewezen. Zij legt hieraan ten grondslag dat uit het verzoek niet blijkt dat zich bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan. Daarnaast heeft de examencommissie geconstateerd dat voor meerdere vakken de eerste twee examenpogingen van [appellante] niet zijn geslaagd. Daarmee zijn aan haar voldoende mogelijkheden geboden om de examens af te leggen.
3.       Tegen deze beslissing heeft [appellante] administratief beroep ingesteld. In haar beroepschrift licht ze haar persoonlijke omstandigheden toe en stelt ze dat de examencommissie in strijd met diverse beginselen van behoorlijk bestuur heeft gehandeld. De persoonlijke omstandigheden waren bij de onderwijsinstelling bekend en dus had de examencommissie zich hierover kunnen laten informeren. Door dit na te laten, heeft de examencommissie onzorgvuldig gehandeld. Daarnaast stelt zij dat de gevolgen van de beslissing voor haar onevenredig zijn. Want door de afwijzing van dit verzoek kan zij haar opleiding niet afronden. Dit heeft voor haar verstrekkende gevolgen op financieel vlak en voor de door haar gewenste doorstroom naar het hbo. Bovendien is er strijd met het motiveringsbeginsel. De examencommissie laat haar resultaten voor de andere vakken wel meewegen, maar motiveert volgens [appellante] niet hoe dit haar beslissing beïnvloedt. De commissie heeft de beslissing van de examencommissie niettemin in stand gelaten.
Het beroep bij de Afdeling
4.       Het geschil bij de Afdeling gaat over de vraag of de commissie de afwijzing van het verzoek om een derde herkansing door de examencommissie terecht in stand heeft gelaten.
4.1.    Volgens [appellante] wordt haar ten onrechte tegengeworpen dat haar verzoek onvoldoende gemotiveerd was. Zij is namelijk nooit gevraagd het verzoek nader te motiveren. Als gevolg hiervan is haar grootste bezwaar tegen de beslissing dat er geen rekening is gehouden met de persoonlijke omstandigheden die volgens haar aanleiding waren voor het niet slagen van de eerdere pogingen. Zij ging er vanuit dat vanwege het eerdere contact met de slb-er de omstandigheden al bekend waren bij de onderwijsinstelling of minstens bekend hadden moeten zijn. Zowel de beslissing van de examencommissie, als die van de commissie geven geen blijk van enige weging van deze omstandigheden. Bovendien zijn haar kansen op het halen van de tentamens meegewogen, terwijl dat los staat van de vraag of er aanleiding bestaat om een extra kans te geven.
4.2.    Uit de beslissing van 15 februari 2024 blijkt dat er door de examencommissie in eerste instantie geen persoonlijke feiten en omstandigheden zijn meegewogen. Maar uit de beslissing van de commissie van 2 april 2024 die nu bij de Afdeling ter toetsing voorligt, blijkt dat vervolgens tijdens de procedure bij de commissie duidelijk is geworden dat de examencommissie én de commissie niet twijfelen over het bestaan van de door [appellante] genoemde omstandigheden. De omstandigheden zijn dus door beide commissies onderkend. De examencommissie betwijfelt echter of deze omstandigheden wel de aanleiding voor de onvoldoende resultaten vormden, en acht aannemelijk dat de oorzaak daarvoor in andere omstandigheden is gelegen. Want in de periode dat die omstandigheden zich voordeden heeft [appellante] generieke vakken als talen en rekenen met goede resultaten afgerond. Het zijn juist de theoretische beroepsgerichte vakken die zij steeds, ook na herkansing, niet haalt. Hierin heeft de examencommissie redelijkerwijs een aanwijzing kunnen zien dat de oorzaak niet in de genoemde persoonlijke omstandigheden ligt. De commissie heeft ook mogen meewegen dat het nu weliswaar gaat om één vak waarvoor deze derde herkansing wordt gevraagd, maar dat [appellante] nog zes andere beroepsgerichte vakken heeft openstaan waarvoor zij uiteindelijk dezelfde uitzondering, in de vorm van een extra derde kans, wenst. Daarbij komt dat zij tot nu toe in vijf jaar tijd slechts twee beroepsgerichte vakken heeft gehaald. De commissie heeft dan ook de afwijzing van het verzoek terecht in stand gelaten.
Conclusie
5.       Het beroep is ongegrond.
6.       De commissie hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzitter, en mr. J.E.M. Polak en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. O van Loon, griffier.
w.g. Daalder
voorzitter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2024
284-1043
BIJLAGE - Juridisch kader
Examenreglement van het Regionaal Opleidingscentrum Zuid-Holland Zuid
Artikel 10 Herkansingen
Wanneer een kandidaat een examen heeft afgelegd, heeft hij recht op één herkansing. Wanneer het resultaat na herkansing onvoldoende is, kan de kandidaat een schriftelijk (goed onderbouwd) verzoek indienen bij de examencommissie voor een extra herkansing.
De examencommissie besluit of hij de extra herkansing wel of niet krijgt en onder welke voorwaarden.