ECLI:NL:RVS:2024:4071

Raad van State

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
9 oktober 2024
Zaaknummer
202202045/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging exploitatievergunningen voor passagiersvervoer van Salonboot Belle van Zuylen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam

Op 4 juni 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam de exploitatievergunningen voor passagiersvervoer van Salonboot Belle van Zuylen gewijzigd van onbepaalde naar bepaalde tijd. Salonboot Belle van Zuylen, samen met Adeline B.V. en Salonboot Dame van Amstel B.V., heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Het college heeft op 10 februari 2021 het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, maar de overige bezwaren niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Amsterdam heeft op 22 februari 2022 het beroep van Salonboot Belle van Zuylen ongegrond verklaard, waarop zij hoger beroep heeft ingesteld.

Tijdens de zitting op 5 juni 2024, waar 51 zaken gelijktijdig werden behandeld, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat een deel van de algemene gronden van de appellanten slaagt. Dit leidde tot de conclusie dat de wijzigingsbesluiten van het college moeten worden herroepen. De Afdeling heeft het hoger beroep van Salonboot Belle van Zuylen gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het besluit van 10 februari 2021 vernietigd. Tevens zijn de besluiten van 4 juni 2020 en 22 april 2024 herroepen, waardoor de eerder verleende exploitatievergunningen voor onbepaalde tijd weer van kracht zijn.

De Afdeling heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van Salonboot Belle van Zuylen, die bestaan uit kosten voor rechtsbijstand en deskundigenrapporten. De totale kostenvergoeding bedraagt € 4.008,34, inclusief griffierecht van € 908,00. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 9 oktober 2024.

Uitspraak

202202045/1/A3.
Datum uitspraak: 9 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Salonboot Belle van Zuylen B.V., Adeline B.V., Salonboot Dame van Amstel B.V. en [appellante A] (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: Salonboot Belle van Zuylen), alle gevestigd te [plaats],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 februari 2022 in zaak nr. 21/1645 in het geding tussen:
Salonboot Belle van Zuylen
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
Procesverloop
Bij besluiten van 4 juni 2020 heeft het college exploitatievergunningen voor passagiersvervoer van Salonboot Belle van Zuylen gewijzigd in exploitatievergunningen voor bepaalde tijd (hierna ook: de wijzigingsbesluiten).
Bij besluit van 10 februari 2021 heeft het college het door Salonboot Belle van Zuylen daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard voor zover dit betrekking had op de einddatum van het vaartuig Belle van Zuylen. Verder heeft het college de bezwaren van Salonboot Belle van Zuylen tegen de wijzigingsbesluiten van anderen niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 22 februari 2022 heeft de rechtbank het door Salonboot Belle van Zuylen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft Salonboot Belle van Zuylen hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Salonboot Belle van Zuylen en het college hebben nadere stukken ingediend.
Bij besluiten van 22 april 2024 heeft het college de einddatum van de exploitatievergunningen met twee jaar verlengd.
Salonboot Belle van Zuylen heeft tegen dat besluit gronden aangevoerd.
De Afdeling heeft de zaak, met 50 andere zaken zoals vermeld in bijlage 1, op een zitting behandeld op 5 juni 2024, waar Salonboot Belle van Zuylen, vertegenwoordigd door mr. P. Nicolaï, rechtsbijstandverlener te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. B.S. Jaasma, mr. M.R. Botman en mr. A.D. Röell, advocaten te Den Haag, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       Salonboot Belle van Zuylen had drie exploitatievergunningen voor onbepaalde tijd voor drie vaartuigen. Met de besluiten van 4 juni 2020 heeft het college deze exploitatievergunningen gewijzigd in vergunningen voor bepaalde tijd. Dat houdt in dat de exploitatievergunningen voor de volgende vaartuigen aflopen op de hierna genoemde data:
-         Adeline - 1 maart 2026
-         Dame van Amstel - 1 maart 2026
-         Belle van Zuylen - 1 maart 2028
2.       Bij besluiten van 22 april 2024 heeft het college de exploitatievergunningen voor de drie vaartuigen verlengd met twee jaar. Volgens het college is het niet mogelijk om binnen de resterende tijd een zorgvuldige uitgifteronde voor de tranche 2026 te organiseren. Het college heeft daarom besloten de geplande uitgifterondes voor nieuwe vergunningen per 1 maart 2026, 2028 en 2030 uit te stellen met twee jaar.
3.       Salonboot Belle van Zuylen is een van de reders die een bestuursrechtelijke procedure zijn begonnen tegen de wijziging van een exploitatievergunning voor de passagiersvaart van onbepaalde naar bepaalde tijd. Bij de Afdeling zijn hierover 51 zaken aanhangig. Deze zaken bevatten veel nagenoeg gelijkluidende gronden van algemene aard. De Afdeling heeft er daarom, net als de rechtbank, voor gekozen om deze zaken gelijktijdig op een zitting te behandelen en de algemene gronden in één uitspraak te beoordelen. Bij uitspraak van 25 september 2024 in zaak nr. 202202112/1/A3 (ECLI:NL:RVS:2024:3732) is de Afdeling tot het oordeel gekomen dat een deel van de algemene gronden slaagt, wat ertoe leidt dat in alle 51 zaken de wijzigingsbesluiten moeten worden herroepen. Voor de motivering van dit oordeel verwijst de Afdeling naar die uitspraak.
4.       Het hoger beroep van Salonboot Belle van Zuylen is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 10 februari 2021 gegrond verklaren en dat besluit vernietigen. De Afdeling zal zelf in de zaak voorzien door het besluit van 4 juni 2020 te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
5.       De besluiten van 22 april 2024 worden, gelet op artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in samenhang met artikel 6:19, eerste lid, van die wet, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding. Nu met de herroeping van de besluiten van 4 juni 2020 aan deze besluiten de grondslag is komen te ontvallen, zal de Afdeling deze besluiten eveneens vernietigen.
6.       Dit betekent dat de eerder voor onbepaalde tijd verleende exploitatievergunningen weer gelden.
7.       Het college moet de proceskosten van Salonboot Belle van Zuylen vergoeden. Deze bestaan uit kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en het laten opstellen van drie deskundigenrapporten. Salonboot Belle van Zuylen heeft weliswaar verzocht om vergoeding van de kosten van vier deskundigenrapporten, maar heeft slechts drie rapporten overgelegd. Alleen de overgelegde rapporten komen voor vergoeding in aanmerking. De gemachtigde heeft in deze zaak en de zaken nrs. 202202033/1/A3, 202202034/1/A3, 202202035/1/A3, 202202037/1/A3, 202202039/1/A3, 202202042/1/A3, 202202046/1/A3, 202202091/1/A3, 202202181/1/A3, 202202182/1/A3, 202202200/1/A3 en 202202201/1/A3 in beroep, hoger beroep en tegen de besluiten van 22 april 2024 nagenoeg gelijkluidende stukken ingediend. Ook zijn de zaken gelijktijdig ter zitting behandeld. Dit zijn daarom samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Deze zaken worden voor de bepaling van de hoogte van de te vergoeden kosten voor rechtsbijstand als één zaak beschouwd, waarbij wegingsfactor 1,5 wordt toegepast omdat het er vier zijn (onderdeel C1 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht). De vergoeding moet in zoverre worden verdeeld over deze dertien procedures.
Gelet op de omvang en complexiteit van de zaken bestaat verder aanleiding met betrekking tot deze kosten een additionele wegingsfactor van 1,5 toe te passen (onderdeel C1 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht).
De vergoeding waarop Salonboot Belle van Zuylen recht heeft, staat hierna in de beslissing. Omdat het college het bezwaar van Salonboot Belle van Zuylen gegrond heeft verklaard en daarbij proceskosten heeft toegekend, zal de Afdeling niet opnieuw een proceskostenveroordeling voor de bezwaarfase ten laste van het college uitspreken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 februari 2022 in zaak nr. 21/1645;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.      vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam van 10 februari 2021, kenmerk: DJ.20.011537.001;
V.       herroept de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam van 4 juni 2020, kenmerken: WN2019-006462, WN2019-006460 en WN2019-006464;
VI.      bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VII.     vernietigt de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam van 22 april 2024, kenmerken: NT2024-001005, NT2024-001040 en NT2024-001072;
VIII.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam tot vergoeding van bij Salonboot Belle van Zuylen B.V., Adeline B.V., Salonboot Dame van Amstel B.V. en [appellante A] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag € 4.008,34, waarvan € 1.301,02 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en € 2.707,32 aan het laten opstellen van deskundigenrapporten, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de andere;
IX.      gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam aan Salonboot Belle van Zuylen B.V., Adeline B.V., Salonboot Dame van Amstel B.V. en [appellante A] het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 908,00 vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de andere.
Aldus vastgesteld door mr. W. den Ouden, voorzitter, en mr. C.M. Wissels en mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.R. Renkema, griffier.
w.g. Den Ouden
voorzitter
w.g. Renkema
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2024
1071-1072
BIJLAGE 1 - Overzicht zaaknummers
202201614/1/A3     202202033/1/A3     202202115/1/A3
202201765/1/A3     202202034/1/A3     202202139/1/A3
202201766/1/A3    202202035/1/A3    202202151/1/A3
202201777/1/A3    202202037/1/A3    202202152/1/A3
202201778/1/A3    202202039/1/A3    202202153/1/A3
202201779/1/A3    202202042/1/A3    202202160/1/A3
202201780/1/A3    202202045/1/A3    202202163/1/A3
202201781/1/A3    202202046/1/A3    202202180/1/A3
202201783/1/A3    202202049/1/A3    202202181/1/A3
202201785/1/A3    202202050/1/A3    202202182/1/A3
202201786/1/A3    202202053/1/A3    202202200/1/A3
202201788/1/A3     202202075/1/A3    202202201/1/A3
202201801/1/A3    202202076/1/A3    202202233/1/A3
202201829/1/A3    202202077/1/A3
202201834/1/A3    202202078/1/A3
202201937/1/A3    202202079/1/A3
202201941/1/A3    202202091/1/A3
202202019/1/A3    202202112/1/A3
202202031/1/A3    202202114/1/A3