ECLI:NL:RVS:2024:4068

Raad van State

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
9 oktober 2024
Zaaknummer
202202182/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging exploitatievergunningen voor passagiersvervoer door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam

Op 9 oktober 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 februari 2022. De zaak betreft de wijziging van exploitatievergunningen voor passagiersvervoer door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Op 4 juni 2020 heeft het college de exploitatievergunningen van [appellante] voor onbepaalde tijd gewijzigd in vergunningen voor bepaalde tijd. Dit leidde tot een bestuursrechtelijke procedure, waarbij [appellante] bezwaar maakte tegen deze wijziging. De rechtbank verklaarde het beroep van [appellante] ongegrond, waarna hoger beroep werd ingesteld.

De Afdeling heeft de zaak behandeld op 5 juni 2024, waarbij [appellante] werd vertegenwoordigd door mr. P. Nicolaï en het college door mr. B.S. Jaasma, mr. M.R. Botman en mr. A.D. Röell. De Afdeling oordeelde dat de wijzigingsbesluiten van 4 juni 2020 herroepen moesten worden, omdat een deel van de algemene gronden van [appellante] slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het college werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellante].

De Afdeling heeft ook het besluit van het college van 10 februari 2021 vernietigd, evenals het besluit van 22 april 2024, dat de einddatum van de exploitatievergunning voor het vaartuig Valentijn verlengde. De eerder verleende exploitatievergunningen voor onbepaalde tijd zijn hersteld, wat betekent dat [appellante] weer over deze vergunningen beschikt. De proceskosten van [appellante] werden vastgesteld op € 4.008,34, inclusief kosten voor rechtsbijstand en deskundigenrapporten.

Uitspraak

202202182/1/A3.
Datum uitspraak: 9 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te Amsterdam, waarvan de vennoten zijn [vennoot A] en [vennoot B], beiden wonend te Amsterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 februari 2022 in zaak nr. 21/1650 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
Procesverloop
Bij twee besluiten van 4 juni 2020 heeft het college exploitatievergunningen voor passagiersvervoer van [appellante] gewijzigd in exploitatievergunningen voor bepaalde tijd (hierna ook: de wijzigingsbesluiten).
Bij besluit van 10 februari 2021 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Verder heeft het college de bezwaren van [appellante]tegen de wijzigingsbesluiten van anderen niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 22 februari 2022 heeft de rechtbank het door [appellante]daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellante]en het college hebben nadere stukken ingediend.
Bij besluit van 22 april 2024 heeft het college de einddatum van de exploitatievergunning voor het vaartuig Valentijn met twee jaar verlengd.
[appellante] heeft gronden tegen dat besluit aangevoerd.
De Afdeling heeft de zaak, met 50 andere zaken zoals vermeld in bijlage 1, op een zitting behandeld op 5 juni 2024, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. P. Nicolaï, rechtsbijstandverlener te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. B.S. Jaasma, mr. M.R. Botman en mr. A.D. Röell, advocaten te Den Haag, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       [appellante] had twee exploitatievergunningen voor onbepaalde tijd voor twee vaartuigen. Met de besluiten van 4 juni 2020 heeft het college deze exploitatievergunningen gewijzigd in vergunningen voor bepaalde tijd. De exploitatievergunningen voor het vaartuig Soeverein verliep op 1 maart 2024. Voor het vaartuig Valentijn verloopt de exploitatievergunning op 1 maart 2026.
2.       Bij besluit van 22 april 2024 heeft het college de exploitatievergunning voor het vaartuig Valentijn verlengd met twee jaar. Volgens het college is het niet mogelijk om binnen de resterende tijd een zorgvuldige uitgifteronde voor de tranche 2026 te organiseren. Het college heeft daarom besloten de geplande uitgifterondes voor nieuwe vergunningen per 1 maart 2026, 2028 en 2030 uit te stellen met twee jaar.
3.       [appellante] is een van de reders die een bestuursrechtelijke procedure zijn begonnen tegen de wijziging van een exploitatievergunning voor de passagiersvaart van onbepaalde naar bepaalde tijd. Bij de Afdeling zijn hierover 51 zaken aanhangig. Deze zaken bevatten veel nagenoeg gelijkluidende gronden van algemene aard. De Afdeling heeft er daarom, net als de rechtbank, voor gekozen om deze zaken gelijktijdig op een zitting te behandelen en de algemene gronden in één uitspraak te beoordelen. Bij uitspraak van 25 september 2024 in nr. 202202112/1/A3 (ECLI:NL:RVS:2024:3732) is de Afdeling tot het oordeel gekomen dat een deel van de algemene gronden slaagt, wat ertoe leidt dat in alle 51 zaken de wijzigingsbesluiten moeten worden herroepen. Voor de motivering van dit oordeel verwijst de Afdeling naar die uitspraak.
4.       Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 10 februari 2021 gegrond verklaren en dat besluit vernietigen. De Afdeling zal zelf in de zaak voorzien door het besluit van 4 juni 2020 te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
5.       Het besluit van 22 april 2024 wordt, gelet op artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in samenhang met artikel 6:19, eerste lid, van die wet, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding. Nu met de herroeping van de besluiten van 4 juni 2020 aan dit besluit de grondslag is komen te ontvallen, zal de Afdeling dit besluit eveneens vernietigen.
6.       Dit betekent dat de eerder voor onbepaalde tijd verleende exploitatievergunningen weer gelden.
7.       Het college moet de proceskosten van [appellante] vergoeden. Deze bestaan uit kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en het laten opstellen van drie deskundigenrapporten. [appellante] heeft weliswaar verzocht om vergoeding van de kosten van vier deskundigenrapporten, maar heeft slechts drie rapporten overgelegd. Alleen de overgelegde rapporten komen voor vergoeding in aanmerking. De gemachtigde heeft in deze zaak en de zaken nrs. 202202033/1/A3, 202202034/1/A3, 202202035/1/A3, 202202037/1/A3, 202202039/1/A3, 202202042/1/A3, 202202045/1/A3, 202202046/1/A3, 202202091/1/A3, 202202181/1/A3, 202202200/1/A3 en 202202201/1/A3 in bezwaar, beroep, hoger beroep en tegen de besluiten van 22 april 2024 nagenoeg gelijkluidende stukken ingediend. Ook zijn de zaken gelijktijdig ter zitting behandeld. Dit zijn daarom samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Deze zaken worden voor de bepaling van de hoogte van de te vergoeden kosten voor rechtsbijstand als één zaak beschouwd, waarbij wegingsfactor 1,5 wordt toegepast omdat het er vier zijn (onderdeel C1 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht). De vergoeding moet in zoverre worden verdeeld over deze dertien procedures.
Gelet op de omvang en complexiteit van de zaken bestaat verder aanleiding met betrekking tot deze kosten een additionele wegingsfactor van 1,5 toe te passen (onderdeel C1 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht).
De vergoeding waarop [appellante] recht heeft, staat hierna in de beslissing.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 februari 2022 in zaak nr. 21/1650;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.     vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam van 10 februari 2021, kenmerk: DJ.20.011531.001;
V.      herroept de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam van 4 juni 2020, kenmerken: WN2019-006321 en WN2019-006322;
VI.     bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VII.     vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam van 22 april 2024, kenmerk: NT2024-001273;
VIII.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam tot vergoeding van bij [appellante], waarvan de vennoten zijn [vennoot A] en [vennoot B], in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag € 4.008,34, waarvan € 1.301,02 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en € 2.707,32 aan het laten opstellen van deskundigenrapporten;
IX.     veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam tot vergoeding van bij [appellante], waarvan de vennoten zijn [vennoot A] en [vennoot B] in verband met de behandeling van het bezwaar opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 255,27, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
X.      gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam aan [appellante], waarvan de vennoten zijn [vennoot A] en [vennoot B], het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 908,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W. den Ouden, voorzitter, en mr. C.M. Wissels en mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.R. Renkema, griffier.
w.g. Den Ouden
voorzitter
w.g. Renkema
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2024
1071-1072
BIJLAGE 1 - Overzicht zaaknummers
202201614/1/A3    202202033/1/A3    202202115/1/A3
202201765/1/A3    202202034/1/A3    202202139/1/A3
202201766/1/A3    202202035/1/A3    202202151/1/A3
202201777/1/A3    202202037/1/A3    202202152/1/A3
202201778/1/A3    202202039/1/A3    202202153/1/A3
202201779/1/A3    202202042/1/A3    202202160/1/A3
202201780/1/A3    202202045/1/A3    202202163/1/A3
202201781/1/A3    202202046/1/A3    202202180/1/A3
202201783/1/A3    202202049/1/A3    202202181/1/A3
202201785/1/A3    202202050/1/A3    202202182/1/A3
202201786/1/A3    202202053/1/A3    202202200/1/A3
202201788/1/A3    202202075/1/A3    202202201/1/A3
202201801/1/A3    202202076/1/A3    202202233/1/A3
202201829/1/A3    202202077/1/A3
202201834/1/A3    202202078/1/A3
202201937/1/A3    202202079/1/A3
202201941/1/A3    202202091/1/A3
202202019/1/A3    202202112/1/A3
202202031/1/A3    202202114/1/A3