Uitspraak
Datum uitspraak: 9 oktober 2024
BESTUURSRECHTSPRAAK
lid van de enkelvoudige kamer
griffier
Raad van State
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn een last onder dwangsom heeft opgelegd wegens het zonder vergunning exploiteren van een seksinrichting of escortbedrijf. De last onder dwangsom werd opgelegd op 11 november 2020, na een rapportage van de politie van 8 juli 2020, waarin werd vastgesteld dat op 23 mei 2020 een minderjarige vrouw zich had gemeld bij de politie en aangaf dat zij als prostituee werkzaam was in een woning in Apeldoorn, die door [appellant] voor prostitutie-doeleinden beschikbaar was gesteld. De rapportage vermeldde ook dat er meerdere prostituees aanwezig waren en dat er geen vergunning was voor de exploitatie van de seksinrichting.
De rechtbank oordeelde dat het college terecht had gehandeld door de last onder dwangsom op te leggen, en dat de rapportage voldoende bewijs bood voor de overtreding van artikel 3:4, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Apeldoorn. [appellant] voerde in hoger beroep aan dat de rapportage onvoldoende grondslag bood voor de conclusie dat er een seksinrichting werd geëxploiteerd, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde het oordeel van de rechtbank. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, waarbij het college geen proceskosten hoefde te vergoeden.