202404843/2/R3.
Datum uitspraak: 9 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend in Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, en anderen,
verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 18 juni 2024 heeft het college het wijzigingsplan "Hof Noordeinde Roelofarendsveen" vastgesteld.
Bij besluit van 18 juni 2024 heeft het college aan Heevas B.V. een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van 20 woningen achter Noordeinde 96 te Roelofarendsveen (project Hof Noordeinde).
Deze besluiten zijn gecoördineerd voorbereid en bekendgemaakt met toepassing van artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro).
Tegen deze besluiten hebben onder meer [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoeker] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op de zitting behandeld van 24 september 2024, waar [verzoeker] en anderen, van wie [verzoeker], [verzoeker A] en [verzoeker B], en het college, vertegenwoordigd door B.B.T.T. Winkels, bijgestaan door mr. C.A. Blankenstein, advocaat te Den Haag, zijn verschenen. Verder zijn op de zitting Heembouw Wonen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en Heevas B.V., vertegenwoordigd door mr. A.P. IJkelenstam en mr. E.C.W. Timmer, beiden advocaten te Amsterdam, als partijen gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een wijzigingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het wijzigingsplan onherroepelijk is.
Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
2. Het ontwerpwijzigingsplan is op 8 december 2023 ter inzage gelegd en de aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 29 juni 2021. Dat betekent dat in deze procedure het recht, waaronder de Wro en de Wabo, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
3. De bestreden besluiten van het college van 18 juni 2024 maken de bouw van 20 woningen mogelijk achter het Noordeinde 96 in Roelofarendsveen. Heembouw Wonen en Heevas B.V. zijn de initiatiefnemers van de ontwikkeling.
[verzoeker] en anderen zijn het niet eens met deze besluiten en hebben daarom beroep ingesteld. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen om onomkeerbare gevolgen te voorkomen. De realisering van het plan leidt volgens hen tot een verdere verslechtering van de verkeersveiligheid in het gebied. Met name op de weg Noordeinde die al overbelast is.
4. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Conclusie van de voorzieningenrechter
5. De voorzieningenrechter ziet in wat [verzoeker] en anderen hebben aangevoerd aanleiding om het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen. De voorzieningenrechter schorst daarom bij wijze van voorlopige voorziening beide bestreden besluiten van het college van 18 juni 2024. Dit betekent dat nog geen uitvoering gegeven mag worden aan de bouw van 20 woningen in het plangebied. De voorzieningenrechter licht hierna toe waarom.
Door wie is het verzoek ingediend?
6. In het verzoekschrift staat dat het verzoek om voorlopige voorziening is ingediend door [verzoeker] mede namens 143 direct belanghebbenden en direct omwonenden. Er is daarbij een lijst met namen en adressen overgelegd. De voorzieningenrechter laat in het midden of de personen die staan vermeld op die lijst beschouwd kunnen worden als mede indieners van het beroep en het verzoek. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan in ieder geval [verzoeker] worden ontvangen in zijn beroep en verzoek om voorlopige voorziening, zodat het verzoek inhoudelijk wordt behandeld.
Is er spoedeisend belang?
7. De voorzieningenrechter kan, gelet op artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen dat vereist.
7.1. In dat kader hebben initiatiefnemers te kennen gegeven zo snel mogelijk te willen beginnen met de bouw van de woningen en niet te willen wachten totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure. Dit betekent dat [verzoeker] en anderen een spoedeisend belang hebben bij het treffen van een voorlopige voorziening.
Het verzoek om voorlopige voorziening
8. [verzoeker] en anderen voeren aan dat eerst de noodzakelijke infrastructuurverbeteringen moeten worden doorgevoerd voordat uitvoering kan worden gegeven aan het plan. Door realisering van 20 woningen in het plangebied komt er namelijk meer verkeer op het al overbelaste Noordeinde. Dat die weg overbelast is, blijkt onder meer uit een door Goudappel Coffeng opgesteld rapport "Actualisering VSP Roelofarendsveen" van 18 december 2019 (hierna: rapport Goudappel Coffeng van 2019). Op de zitting hebben [verzoeker] en anderen er op gewezen dat sindsdien in de omgeving verschillende ontwikkelingen mogelijk zijn gemaakt die ook worden ontsloten via het Noordeinde. Het verkeer op deze weg is alleen maar toegenomen. Dit leidt volgens [verzoeker] en anderen tot verkeersonveilige situaties in het bijzonder voor schoolgaande kinderen die van deze weg gebruik moeten maken. Verder hebben zij op de zitting gewezen op een motie en toezegging over het "on hold" zetten van nieuwe bouwaanvragen in deze omgeving.
Toetsingskader van een wijzigingsplan
9. De voorzieningenrechter overweegt dat het college het wijzigingsplan heeft vastgesteld op basis van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 5.4 van de planregels van het bestemmingsplan "Braassemerland 2019" (hierna: het moederplan). In het moederplan is aan de gronden in het plangebied de bestemming "Detailhandel" toegekend. In artikel 5.4 van de planregels staan de voorwaarden waaronder het college de bestemming "Detailhandel" kan wijzigen in de bestemmingen "Wonen", "Tuin" en "Groen". Eén van die voorwaarden is dat de uitvoerbaarheid wordt aangetoond, waarbij in ieder geval aangetoond moet worden dat geen onevenredige toename van de verkeersbewegingen optreedt.
9.1. Met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan mag de planologische aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarover de wijzigingsbevoegdheid gaat in beginsel als een gegeven worden beschouwd als is voldaan aan de in het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Dit neemt niet weg dat het bij het vaststellen van een wijzigingsplan gaat om een bevoegdheid en niet om een plicht. Het feit dat is voldaan aan de wijzigingsvoorwaarden die in een bestemmingsplan zijn opgenomen, doet niets af aan de plicht van het college van burgemeester en wethouders om in de besluitvorming over de vaststelling van een wijzigingsplan ook na te gaan of uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming gerechtvaardigd is.
Standpunt van het college
10. In paragraaf 4.2 van de plantoelichting is aan de hand van de verkeerskencijfers van het CROW berekend wat de verkeersgeneratie is van de realisering van 20 woningen in het plangebied. Het gaat om 130 tot 146 motorvoertuigen per etmaal. Ook is berekend wat de verkeersgeneratie is van de bestemming "Detailhandel", die in het moederplan is toegekend aan de gronden in het plangebied, namelijk 232 tot 302 motorvoertuigen per etmaal. Op basis daarvan is in de plantoelichting geconcludeerd dat de verkeersgeneratie na vaststelling van het wijzigingsplan zal afnemen. Er treedt daardoor volgens de plantoelichting een verbetering op in het verkeersbeeld ter plaatse van het Noordeinde. Voor de Meiraap is dit volgens de plantoelichting niet relevant, omdat daar alleen een ontsluitingsroute ligt voor langzaam verkeer.
10.1. In aanvulling daarop stelt het college dat de beoogde ontwikkeling feitelijk wel tot meer verkeer op het Noordeinde leidt. Dit komt omdat de in het plangebied aanwezige winkelpanden al jaren leegstaan. Uit het rapport Goudappel Coffeng 2019 volgt volgens het college inderdaad dat de zogenoemde I/C waarde op sommige wegvakken op het Noordeinde al hoger is dan 0,85. Bij een I/C waarde hoger dan 0,85 ontstaat er volgens het college overbelasting van het wegvak en is de verkeersdruk te hoog. Dit kan leiden tot verkeersonveilige situaties.
Het college stelt hierin echter geen aanleiding te hebben gezien om het wijzigingsplan niet vast te stellen. Het plan voorziet in een planologische verbetering als het gaat om het aspect verkeer en daarnaast voorziet het plan in een dringende behoefte aan nieuwe woningen. Verder is volgens het college de verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling marginaal en zal die ook een marginaal effect hebben op de berekende I/C waarde. Volgens het college vereist de verkeerssituatie op en rondom het Noordeinde en het Zuideinde een bredere en integrale aanpak los van het wijzigingsplan. Op 7 maart 2022 heeft de raad van de gemeente een motie aangenomen over een onderzoek voor een verkeersveiliger Noordeinde en Zuideinde. Naar aanleiding daarvan stelt het college onderzoek te hebben laten verrichten. Dit heeft geresulteerd in het rapport "Quickscan verkeersveilig en toegankelijk Noordeinde (variantenstudie)" opgesteld door Goudappel en Waalpartners van 25 oktober 2023. Naar aanleiding daarvan is volgens het college een participatietraject opgestart in de omgeving. De gemaakte opmerkingen, aangedragen alternatieve oplossingen en gegeven inzichten worden volgens het college momenteel op een rij gezet en beoordeeld. Ook stelt het college dat er recent nieuwe verkeerstellingen zijn verricht om een zo actueel mogelijk beeld van de verkeerssituatie te verkrijgen. Op korte termijn wordt volgens het college een tijdelijk fietspad door nieuwbouwwijk Braassemerland aangelegd, zodat onder andere schoolgaande kinderen niet over het Noordeinde hoeven te fietsen.
Beoordeling van het verzoek
11. Op de zitting is besproken dat het Noordeinde een drukke weg is en dat er maatregelen getroffen moeten worden om de verkeersveiligheid op die weg te verbeteren. De voorzieningenrechter overweegt dat aan het wijzigingsplan geen verkeersonderzoek ten grondslag is gelegd. Het college heeft op basis van een planologische vergelijking de verkeersgeneratie van het wijzigingsplan aanvaardbaar geacht. Gelet op de bestaande feitelijke verkeerssituatie is de voorzieningenrechter er op voorhand niet van overtuigd dat het college zich er voldoende van heeft vergewist dat een aanvaardbare verkeerssituatie en verkeersafwikkeling in en om het plangebied kan worden gerealiseerd. Temeer omdat in 2019 al duidelijk was dat de I/C waarde op wegvakken werd overschreden. De door het college overgelegde en hiervoor genoemde Quickscan en recente verkeerstellingen geven niet meer duidelijkheid. De voorzieningenrechter overweegt dat geen stukken zijn overgelegd waaruit blijkt dat het tijdelijke fietspad wordt aangelegd en welke verkeersmaatregelen concreet worden getroffen om de verkeersproblemen op te lossen.
11.1. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
Proceskosten
12. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening:
- het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem van 18 juni 2024, waarbij het wijzigingsplan "Hof Noordeinde Roelofarendsveen" is vastgesteld;
- het besluit van het college van burgemeester en wethouders van 18 juni 2024, waarbij aan Heevas B.V. een omgevingsvergunning is verleend voor het realiseren van 20 woningen achter Noordeinde 96 te Roelofarendsveen;
II. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem aan [verzoeker] en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 187,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling aan een van hen het college aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Alderlieste, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
voorzieningenrechter
w.g. Alderlieste
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2024
590