ECLI:NL:RVS:2024:4050

Raad van State

Datum uitspraak
30 september 2024
Publicatiedatum
9 oktober 2024
Zaaknummer
202305443/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaren tegen Kiesreglement wijkraden 2022

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 27 juli 2023, waarin de rechtbank de bezwaren van appellanten tegen het opnemen van de eis van een verklaring omtrent gedrag in het Kiesreglement wijkraden 2022 ongegrond verklaarde. De raad van de gemeente Rotterdam had eerder op 21 april 2022 de bezwaren van appellanten niet-ontvankelijk verklaard. Appellanten voeren in hoger beroep aan dat de uitspraak van de rechtbank niet coherent is, omdat in een brief van 3 juli 2023 is vermeld dat eerst de bezwaarprocedure moet worden gevolgd. Daarnaast stellen zij dat de hoorplicht is geschonden. Tijdens de zitting hebben appellanten deze gronden ingetrokken, maar zij blijven betogen dat de besluiten van 21 april 2022 gebrekkig zijn, omdat het advies van de bezwaarschriftenadviescommissie niet met het besluit is meegestuurd. Ook wordt gesteld dat er geen beslissing is genomen ten aanzien van het bezwaar van een van de appellanten.

De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de gronden van appellanten in hoger beroep grotendeels een herhaling zijn van wat eerder in beroep is aangevoerd. De rechtbank heeft gemotiveerd op deze gronden ingegaan en appellanten hebben geen nieuwe redenen aangedragen waarom de beoordeling in de aangevallen uitspraak onjuist zou zijn. De Afdeling concludeert dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de raad de besluiten van 21 april 2022 met het toezenden van het advies op 2 mei 2022 alsnog heeft gemotiveerd. Appellanten hadden de gelegenheid om hun beroepsgronden aan te vullen, maar hebben dit niet gedaan.

Verder wordt opgemerkt dat appellanten tijdens de zitting de vraag hebben opgeworpen of artikel 23 van het Kiesreglement wijkraden 2022 een wettelijke grondslag heeft. De Afdeling laat deze vraag in het midden, omdat het betoog niet adequaat is ingediend en de raad hierop niet heeft kunnen reageren. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en de raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202305443/1/A2
Datum uitspraak: 30 september 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellant A], [appellant B], [appellant C], [appellant D] en [appellant E], allen wonend in Rotterdam,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 27 juli 2023 in zaak nr. 22/3464 in het geding tussen:
appellanten
en
de raad van de gemeente Rotterdam (hierna: de raad)
Openbare zitting gehouden op 30 september 2024 om 10:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad: mr. J.M. Willems
Griffier: mr. T. van Goeverden-Clarenbeek
Jurist: mr. A.J.Q. Oskam
Verschenen:
appellanten, vertegenwoordigd door [appellant A], met een digitale verbinding;
de raad, vertegenwoordigd door mr. S.B.H. Fijneman.
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van 27 juli 2023 van de rechtbank Rotterdam.
Beslissing
De Afdeling bevestigt de aangevallen uitspraak.
Motivering
Bij onderscheiden besluiten van 21 april 2022 heeft de raad de bezwaren van appellanten tegen het opnemen van de eis van een verklaring omtrent gedrag in artikel 23 van het Kiesreglement wijkraden 2022 niet-ontvankelijk verklaard. Bij uitspraak van 27 juli 2023 heeft de rechtbank de hiertegen door appellanten ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
In hoger beroep voeren appellanten aan dat de uitspraak van de rechtbank niet coherent is, omdat de rechtbank in een brief van 3 juli 2023 heeft vermeld dat eerst de bezwaarprocedure moet worden gevolgd. Ook betogen appellanten dat de hoorplicht is geschonden. De Afdeling stelt vast dat appellanten deze gronden op de zitting hebben ingetrokken.
Verder betogen appellanten dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de besluiten van 21 april 2022 gebrekkig zijn, aangezien de raad het advies van de bezwaarschriftenadviescommissie niet met het besluit heeft meegestuurd. Ook betogen appellanten dat de raad ten aanzien van het bezwaar van [appellant E] geen beslissing heeft genomen. De gronden die appellanten in hoger beroep hebben aangevoerd, zijn zo goed als een herhaling van wat zij in beroep hebben aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Appellanten hebben geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 2.1 tot en met 2.3 en 3.1 tot en met 3.3 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. Daaraan voegt zij nog toe dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de raad de besluiten van 21 april 2022 met het toezenden van het advies op 2 mei 2022 alsnog heeft gemotiveerd. Daarmee is sprake van een gemotiveerd besluit waartegen appellanten binnen de beroepstermijn gronden hadden kunnen aanvoeren. Zij hadden weliswaar al vóór die datum pro forma beroep ingesteld, maar zij hebben na ontvangst van het advies de beroepsgronden niet aangevuld ondanks dat zij hiertoe de gelegenheid hadden.
Op de zitting hebben appellanten verder de vraag aan de orde gesteld of artikel 23 van het Kiesreglement wijkraden 2022 een wettelijke grondslag heeft. De Afdeling laat, gelet op de summiere passage in het pro-forma beroepsschrift, in het midden of appellanten dit in beroep reeds hebben aangevoerd. Zij stelt vast dat dit betoog in ieder geval niet in het aanvullende beroepschrift is vermeld en dat de rechtbank er ook geen oordeel over heeft gegeven. Zij stelt verder vast dat appellanten het betoog in hoger beroep vervolgens pas op de zitting bij de Afdeling naar voren hebben gebracht. De raad heeft door de late inbreng van deze grond hierop niet adequaat kunnen reageren. Deze hogerberoepsgrond blijft daarom vanwege strijd met de goede procesorde buiten beschouwing.
Het hoger beroep is ongegrond. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Willems
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
griffier
488-1067