ECLI:NL:RVS:2024:4050
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- J.M. Willems
- T. van Goeverden-Clarenbeek
- A.J.Q. Oskam
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaren tegen Kiesreglement wijkraden 2022
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 27 juli 2023, waarin de rechtbank de bezwaren van appellanten tegen het opnemen van de eis van een verklaring omtrent gedrag in het Kiesreglement wijkraden 2022 ongegrond verklaarde. De raad van de gemeente Rotterdam had eerder op 21 april 2022 de bezwaren van appellanten niet-ontvankelijk verklaard. Appellanten voeren in hoger beroep aan dat de uitspraak van de rechtbank niet coherent is, omdat in een brief van 3 juli 2023 is vermeld dat eerst de bezwaarprocedure moet worden gevolgd. Daarnaast stellen zij dat de hoorplicht is geschonden. Tijdens de zitting hebben appellanten deze gronden ingetrokken, maar zij blijven betogen dat de besluiten van 21 april 2022 gebrekkig zijn, omdat het advies van de bezwaarschriftenadviescommissie niet met het besluit is meegestuurd. Ook wordt gesteld dat er geen beslissing is genomen ten aanzien van het bezwaar van een van de appellanten.
De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de gronden van appellanten in hoger beroep grotendeels een herhaling zijn van wat eerder in beroep is aangevoerd. De rechtbank heeft gemotiveerd op deze gronden ingegaan en appellanten hebben geen nieuwe redenen aangedragen waarom de beoordeling in de aangevallen uitspraak onjuist zou zijn. De Afdeling concludeert dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de raad de besluiten van 21 april 2022 met het toezenden van het advies op 2 mei 2022 alsnog heeft gemotiveerd. Appellanten hadden de gelegenheid om hun beroepsgronden aan te vullen, maar hebben dit niet gedaan.
Verder wordt opgemerkt dat appellanten tijdens de zitting de vraag hebben opgeworpen of artikel 23 van het Kiesreglement wijkraden 2022 een wettelijke grondslag heeft. De Afdeling laat deze vraag in het midden, omdat het betoog niet adequaat is ingediend en de raad hierop niet heeft kunnen reageren. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en de raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.