ECLI:NL:RVS:2024:4025

Raad van State

Datum uitspraak
7 oktober 2024
Publicatiedatum
4 oktober 2024
Zaaknummer
202403928/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.F. de Groot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan uitbreiding themapark Aardbeienland

Op 7 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoeker, wonend in Horst, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de raad van de gemeente Horst aan de Maas, dat op 9 april 2024 het bestemmingsplan "Berry Briljant" heeft vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet in de uitbreiding van het bestaande themapark "Aardbeienland", dat zich richt op onderzoek binnen de fruitteelt. Het plangebied is globaal begrensd door de A73, de Tienrayseweg, de Doevenbosweg, de Kreuzelweg en de Groote Molenbeek.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 19 september 2024. Tijdens de zitting is verzoeker bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.A.P.M. Theunen, en de raad was vertegenwoordigd door ing. E. van Dijk. Ook de stichting Berry Promotions was als partij aanwezig. Verzoeker betoogde dat de planregels het mogelijk maken dat een nieuw bouwvlak dichter bij zijn woning kan komen te liggen, wat voor meer hinder zou kunnen zorgen.

De voorzieningenrechter overwoog dat het niet uitgesloten is dat er voor de uitspraak in de bodemprocedure een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het clubhuis is ingediend. Desondanks oordeelde de voorzieningenrechter dat de raad voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van verzoeker en dat het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen moest worden. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 7 oktober 2024.

Uitspraak

202403928/2/R1.
Datum uitspraak: 7 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend in Horst, gemeente Horst aan de Maas,
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Horst aan de Maas,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 9 april 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Berry Briljant" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 september 2024, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. A.A.P.M. Theunen, advocaat te Veghel, en de raad, vertegenwoordigd door ing. E. van Dijk, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de stichting Berry Promotions, vertegenwoordigd door [gemachtigden], als partij gehoord.
Overwegingen
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
2.       Het ontwerpplan is op 7 juli 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
3.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
4.       Het plan voorziet in de mogelijkheid om het bestaande themapark "Aardbeienland", dat bestaat uit diverse bedrijven die zich richten op onderzoek binnen de fruitteelt, uit te breiden. Het plangebied wordt globaal begrensd door de A73 aan de westzijde, de Tienrayseweg aan de zuidzijde, de Doevenbosweg en Kreuzelweg aan de oostzijde en de Groote Molenbeek aan de noordzijde.
[verzoeker] woont op het adres [locatie] te Horst.
5.       Ten opzichte van de vorige planologische situatie voegt het plan een nieuw bouwvlak toe aan het zuidelijke deel van het plangebied. Aan dat zuidelijke deel is de bestemming "Recreatie - Dagrecreatie" toegekend. Het bouwvlak ligt op ongeveer 70 m ten noorden van de woning van [verzoeker]. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening richt zich enkel op dat bouwvlak. [verzoeker] betoogt dat de planregels het mogelijk maken dat het bouwvlak dichter bij zijn woning kan komen te liggen. Omdat het plan het mogelijk maakt dat binnen dat bouwvlak een clubhuis kan worden opgericht, kan dat clubhuis dichter bij zijn woning komen te liggen en voor meer hinder zorgen.
6.       Op basis van het verhandelde op de zitting overweegt de voorzieningenrechter dat het niet is uitgesloten dat, voor de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure, Berry Promotions een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het clubhuis heeft ingediend. Om die reden gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat [verzoeker] een spoedeisend belang heeft bij zijn verzoek om een voorlopige voorziening te treffen.
6.1.    Artikel 5.2.1 luidt: "Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op de gronden als bedoeld in lid 5.1 mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming worden gebouwd;
a. indien en voor zover een bouwvlak is aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht binnen dit bouwvlak; […]"
Op grond van artikel 15.1, aanhef en onder b, kan het bebouwingsoppervlak van bedrijfsgebouwen binnen onder meer de bestemming "Recreatie - Dagrecreatie" met ten hoogste 10% worden vergroot ten opzichte van het bestaande bebouwingsoppervlak, voor zover hiervoor niet reeds op een andere wijze afwijking is verleend.
6.2.    [verzoeker] heeft op de zitting toegelicht dat op grond van artikel 15.1, onder b, van de planregels het bouwvlak met 10% kan worden uitgebreid. De raad heeft verklaard dat deze planregel in samenhang gelezen met artikel 5.2.1, onder a, van de planregels, alleen voorziet in een groter bebouwingspercentage binnen het bouwvlak. Het bouwvlak zelf mag op grond van die bepaling niet worden vergroot en bebouwing zal altijd binnen de begrenzing van het bouwvlak moeten worden opgericht. De voorzieningenrechter ziet vooralsnog geen grond voor een andere uitleg van de genoemde bepalingen.
De raad heeft verder toegelicht dat het plan ter plaatse horeca mogelijk maakt van de milieucategorie 1 tot en met 3.1, als bedoeld in de brochure Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. In die brochure is een richtafstand vanaf dit type horeca tot woningen van 50 m aanbevolen. Aangezien de woning op een grotere afstand dan 50 m van het bouwvlak staat, hoeft niet voor onaanvaardbare hinder te worden gevreesd, aldus de raad. Om die reden zijn volgens de raad de belangen van [verzoeker] voldoende meegewogen.
Op de zitting heeft [verzoeker] aangegeven dat, uitgaande van de juistheid van de stelling van de raad dat het bouwvlak zelf niet vergroot kan worden op grond van dit plan, hij zich refereert aan dit verweer van de raad.
7.       Gezien het voorgaande ziet de voorzieningenrechter vooralsnog geen grond voor het oordeel dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van [verzoeker] en het plan niet zo heeft mogen vaststellen. Om die reden ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
8.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.F. de Groot, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, griffier.
w.g. De Groot
voorzieningenrechter
w.g. Van Helvoort
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2024
361