ECLI:NL:RVS:2024:4006

Raad van State

Datum uitspraak
4 oktober 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
202100648/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 4 oktober 2024 uitspraak gedaan over een verzoek om schadevergoeding van Stichting Groen Kempenland. De stichting had eerder hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Bladel. De procedure is gestart op 20 maart 2020, toen de rechtbank het beroepschrift van de stichting ontving, en heeft geduurd tot de uitspraak op 22 mei 2024. De stichting betoogde dat de procedure niet binnen een redelijke termijn was afgerond, wat in dit geval vier jaar bedraagt. De Afdeling oordeelde dat de redelijke termijn met twee maanden was overschreden, aangezien de behandeling van het hoger beroep drie jaar en vier maanden in beslag nam. Dit werd aan de Afdeling toegerekend, wat leidde tot de verplichting voor de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, om een schadevergoeding van € 500,00 aan de stichting te betalen. Daarnaast werd de Staat ook veroordeeld tot vergoeding van proceskosten van € 437,50, die verband hielden met de rechtsbijstand van de stichting. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is een belangrijke bevestiging van het recht op een redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

202100648/2/R2.
Datum uitspraak: 4 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op een verzoek om schadevergoeding van:
Stichting Groen Kempenland, gevestigd in Netersel.
Procesverloop
Bij uitspraak van 22 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2139, heeft de Afdeling uitspraak gedaan op de hoger beroepen van het college van burgemeester en wethouders van Bladel en de stichting.
In die zaak heeft de stichting verzocht om toekenning van een schadevergoeding vanwege overschrijding van de redelijke termijn.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb heeft gesloten.
Overwegingen
1.       De stichting betoogt terecht dat de procedure niet binnen een redelijke termijn is afgerond. De redelijke termijn bij een procedure als deze bedraagt namelijk vier jaar. In dit geval is deze aangevangen op 20 maart 2020 met de ontvangst door de rechtbank van het beroepschrift van de stichting tegen het besluit van het college van 10 februari 2020. Vanaf die datum tot 22 mei 2024, de dag waarop de Afdeling uitspraak deed, zijn vier jaar en twee maanden verstreken. Dit betekent dat de redelijke termijn met twee maanden is overschreden. Dit is aan de Afdeling toe te rekenen, omdat de behandeling van het hoger beroep drie jaar en vier maanden heeft geduurd. De Staat der Nederlanden (de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) moet daarom een schadevergoeding betalen van € 500,00.
2.       De Staat moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        veroordeelt de Staat der Nederlanden (de minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties) om aan Stichting Groen Kempenland een vergoeding van € 500,00 te betalen;
II.       veroordeelt de Staat der Nederlanden (de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) tot vergoeding van bij Stichting Groen Kempenland in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 437,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.
w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Ahmady-Pikart
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 oktober 2024
638