ECLI:NL:RVS:2024:4

Raad van State

Datum uitspraak
3 januari 2024
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
202204442/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Rechters
  • J. Gundelach
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over bestemmingsplan en omwonendenbelangen in Eindhoven

Op 3 januari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "IX Stratum binnen de Ring 2007 (Hofdijkstraat 1)" in Eindhoven. Dit bestemmingsplan, dat op 24 mei 2022 door de gemeenteraad is vastgesteld, maakt de ontwikkeling van maximaal 40 woningen mogelijk op het perceel aan de Hofdijkstraat 1. Omwonenden, waaronder [appellant sub 1], de Vereniging Buurtcomité de Looiakkers, [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B], hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij vrezen voor overlast en een negatieve impact op hun woonomgeving. De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 4 september 2023, waarbij de appellanten en de raad van de gemeente Eindhoven aanwezig waren, evenals Lidl Nederland GmbH, die betrokken was bij de procedure.

De Afdeling heeft in haar tussenuitspraak geoordeeld dat de raad van de gemeente Eindhoven bij de vaststelling van het bestemmingsplan niet zorgvuldig heeft gehandeld. De Afdeling heeft vastgesteld dat de raad onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de verkeerssituatie en de gevolgen van de stikstofdepositie in de omgeving. Ook is er onvoldoende aandacht besteed aan de belangen van de omwonenden, met name met betrekking tot de verkeersafwikkeling en de mogelijke overlast die het bestemmingsplan met zich meebrengt. De Afdeling heeft de raad opgedragen om binnen 20 weken na de verzending van de tussenuitspraak de gebreken in het besluit te herstellen en de uitkomst van dit onderzoek te delen met de betrokken partijen.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging bij de vaststelling van bestemmingsplannen en de noodzaak om de belangen van omwonenden serieus te nemen. De Afdeling heeft de proceskosten van [appellant sub 1] niet toegewezen, maar zal in de einduitspraak over de vergoeding van de proceskosten van de andere appellanten beslissen.

Uitspraak

202204442/1/R2.
Datum uitspraak: 3 januari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak en tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:
1.       [appellant sub 1], wonend te Eindhoven,
2.       Vereniging Buurtcomité de Looiakkers, gevestigd te Eindhoven,
3.       [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B], beiden wonend te Eindhoven,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Eindhoven,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 24 mei 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "IX Stratum binnen de Ring 2007 (Hofdijkstraat 1)" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], Buurtcomité de Looiakkers en [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Lidl Nederland GmbH (hierna: Lidl) heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant sub 1], Buurtcomité de Looiakkers, [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] en Lidl hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 4 september 2023, waar [appellant sub 1], Buurtcomité de Looiakkers, vertegenwoordigd door [gemachtigde], [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B], en de raad, vertegenwoordigd door drs. B. van der Padt, zijn verschenen. Verder is op de zitting Lidl, vertegenwoordigd door mr. C.J.H. Delissen, advocaat te Nijmegen, als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.       Het bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van maximaal 40 woningen mogelijk op het perceel aan de Hofdijkstraat 1 in Eindhoven (hierna: het plangebied) door de huidige bestemmingen "Bedrijfsdoeleinden" en "Verkeers- en verblijfsdoeleinden" om te zetten naar "Wonen". Het bedrijfsgebouw van de voormalige Lidl supermarkt dat nu nog in het plangebied staat, zal worden gesloopt. Het plangebied is gelegen binnen het stadsdeel Stratum, net ten zuiden van het stadscentrum van Eindhoven. Het plangebied ligt ingeklemd tussen de bebouwing langs de Aalsterweg en de Hofdijkstraat.
[appellant sub 1] en [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] zijn omwonenden. Zij zijn het niet eens met het bestemmingsplan, omdat zij vrezen voor overlast. [appellant sub 1] woont aan de [locatie 1] te Eindhoven op ongeveer 6 m van het plangebied en op ongeveer 8,5 m van het bouwvlak. [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] wonen aan de [locatie 2] te Eindhoven op ongeveer 25 m van het plangebied en op ongeveer 33 m van het bouwvlak. Buurtcomité de Looiakkers behartigt de belangen van de bewoners van de buurt Looiakkers.
Hoe beoordeelt de Afdeling een beroep tegen een bestemmingsplan?
2.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Is Buurtcomité de Looiakkers belanghebbende?
3.       Lidl en de raad stellen zich op het standpunt dat uit het beroepschrift van Buurtcomité de Looiakkers niet blijkt op grond waarvan zij als belanghebbende moet worden aangemerkt bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan. Bovendien heeft Buurtcomité de Looiakkers geen zienswijze tegen het ontwerpbestemmingsplan naar voren gebracht. Volgens Lidl en de raad is Buurtcomité de Looiakkers niet-ontvankelijk in haar beroep.
3.1.    Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb, is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt.
3.2.    Het doel van Buurtcomité de Looiakkers is volgens de statuten het behartigen van de belangen van de bewoners van de buurt Looiakkers. Deze buurt wordt begrensd door de Stratumsedijk, de Aalsterweg, de Boutenslaan, de A. Thijmlaan, de Schaepmanlaan en de Elzentlaan. Naar het oordeel van de Afdeling is het aannemelijk dat verschillende bewoners van dit gebied gevolgen van het bestemmingsplan kunnen ondervinden. Zoals de Afdeling in haar uitspraak van 15 juni 2016 heeft overwogen (ECLI:NL:RVS:2016:1626, onder 5.1), brengt een bewonersorganisatie door het optreden in rechte een bundeling van rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken individuele belangen tot stand waarmee effectieve rechtsbescherming gediend kan zijn, in vergelijking met het afzonderlijke optreden van individuele natuurlijke personen die door dat besluit rechtstreeks in hun belangen worden getroffen. In de door een bewonersorganisatie tot stand gebrachte bundeling van deze individuele belangen, kunnen de in artikel 1:2, derde lid, van de Awb genoemde feitelijke werkzaamheden besloten worden geacht. Gelet op het vorenstaande moet Buurtcomité de Looiakkers naar het oordeel van de Afdeling als belanghebbende bij het bestreden besluit worden aangemerkt.
3.3.    Dat Buurtcomité de Looiakkers geen zienswijze tegen het ontwerpbestemmingsplan naar voren heeft gebracht, leidt niet tot het oordeel dat zij niet-ontvankelijk is in haar beroep. Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 14 april 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:786) naar aanleiding van het Varkens in Nood-arrest (arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:7), heeft een belanghebbende bij een omgevingsrechtelijk besluit toegang tot de rechter ook als die geen zienswijze heeft ingediend. Omdat Buurtcomité de Looiakkers belanghebbende is bij het besluit van 24 mei 2022, staat voor haar beroep bij de bestuursrechter tegen het bestemmingsplan open.
Het verweer van Lidl en de raad slaagt niet.
Nieuwe beroepsgronden
4.       [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] hebben in hun nadere stukken betoogd dat de raad de stikstofdepositie in de nabije omgeving en aangrenzende Natura-2000 gebieden onvoldoende heeft onderzocht. Verder hebben zij in hun, op de zitting voorgedragen pleitnota beroepsgronden aangevoerd over het aan het bestreden besluit ten grondslag liggende bezonningsonderzoek, over artikel 3.42, eerste en tweede lid, van de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant en over de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende "Quickscan Flora en Fauna 2018".
4.1.    De Afdeling stelt vast dat in dit geval sprake is van een bestemmingsplan als bedoeld in bijlage I, onderdeel 3.1, van de Crisis- en herstelwet (hierna: de Chw). Afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw is van toepassing op het bestemmingsplan, omdat er meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied mogelijk worden gemaakt. Artikel 1.6a van de Chw bepaalt dat na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen nieuwe beroepsgronden meer kunnen worden aangevoerd. Artikel 11 van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet bepaalt dat de raad bij de bekendmaking van een besluit moet vermelden dat de beroepsgronden na afloop van de beroepstermijn niet meer kunnen worden aangevuld. Dit heeft de raad gedaan. De nadere stukken van [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] dateren van na de beroepstermijn. Datzelfde geldt voor de op zitting voorgedragen pleitnota, zodat een inhoudelijke bespreking van de nieuwe beroepsgronden achterwege blijft. De stelling van [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] dat deze gronden een nadere uitwerking zijn van wat zij in hun beroepschrift hebben aangevoerd, volgt de Afdeling niet.
Deze betogen slagen niet.
Verkeer
5.       Buurtcomité de Looiakkers, [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] en [appellant sub 1] betogen dat het bestemmingsplan in strijd met een goede ruimtelijke ordening is vastgesteld. Buurtcomité de Looiakkers en [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] voeren daartoe aan dat de aanduiding "verkeer" te ruim is opgezet, zodat onduidelijk is waar de voorziene doorsteek in het plangebied precies komt te liggen. Als de doorsteek wordt gerealiseerd tussen de Looiakkerstraat en de Anna Bijnsweg, dan vrezen Buurtcomité de Looiakkers en [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] voor een onveilige verkeerssituatie. De Looiakkerstraat is nu namelijk een doodlopende weg en niet geschikt voor doorgaand verkeer. Verder zorgt het bestemmingsplan volgens Buurtcomité de Looiakkers voor overlast voor de bewoners van de Le Sage ten Broeklaan door een toename van verkeer.
[appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] gebruiken de Hofdijkstraat in noordelijke richting als ontsluitingsweg. Volgens [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] is er onvoldoende ruimte om verkeersstromen op een veilige manier over deze weg te leiden, omdat de Hofdijkstraat op die plaats smal is, er veel wordt geparkeerd en de weg een onoverzichtelijke bocht bevat. Door het bestemmingsplan zullen de verkeersstromen op de Hofdijkstraat toenemen, waardoor deze onveilige situatie zal verergeren. Bovendien is er geen verkeerscirculatieplan in het bestemmingsplan opgenomen en wordt de momenteel doodlopende Looiakkerstraat een straat voor doorstromend verkeer. Volgens [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] leidt dat tot gevaarlijke situaties bij de achteruitgang van hun woning.
[appellant sub 1] voert aan dat de raad de gevolgen voor zijn bedrijf aan de [locatie 1] ten onrechte niet heeft betrokken bij de besluitvorming. Het bestemmingsplan belemmert volgens hem de aan- en afvoerroute van zijn bedrijf.
5.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat de aanduiding "Verkeer" op de verbeelding ruim is ingetekend, omdat de uitwerking van de doorsteek nog niet heeft plaatsgevonden. Een doorsteek tussen de Looiakkerstraat en de Hofdijkstraat is volgens de raad planologisch mogelijk gemaakt om een extra ontsluitingsmogelijkheid voor het plangebied te bieden. Maar het staat niet vast dat de doorsteek daadwerkelijk wordt gerealiseerd. Verder is volgens de raad niet beoogd om een doorsteek te realiseren tussen de Looiakkerstraat en de Anna Bijnsweg. Een doorsteek op die plek ligt ook buiten het plangebied. De Looiakkerstraat blijft ook na realisering van het voorziene appartementencomplex bereikbaar, aangezien het bestemmingsplan aan de bestaande situatie in de Looiakkerstraat niets verandert. Verder is er volgens de raad geen aanleiding om een verkeerscirculatieplan op te stellen, omdat het aantal verkeersbewegingen dat het bestemmingsplan genereert beperkt is.
5.2.    Buurtcomité de Looiakkers en [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] hebben op de zitting toegelicht dat hun betoog over de aanduiding "verkeer" met name ziet op de vrees voor een doorsteek tussen de Looiakkerstraat en de Anna Bijnsweg. De planregels maken zo’n doorsteek mogelijk, omdat volgens artikel 3.1, onder e, van de planregels een verkeersontsluiting ten dienste van de voorziene appartementen mogelijk is op gronden met de bestemming "Wonen". Buurtcomité de Looiakkers en [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] hebben op de zitting bevestigd dat hun vrees voor deze doorsteek, en voor [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] daarmee ook hun vrees voor gevaarlijke situaties bij de achteruitgang van hun woning, wordt weggenomen als alsnog in de planregels wordt uitgesloten dat een doorsteek tussen de Looiakkerstraat en de Anna Bijnsweg mogelijk is. Op zitting is door de raad bevestigd dat het de bedoeling was om de doorsteek alleen planologisch mogelijk te maken binnen de functieaanduiding "verkeer", maar dat dit niet in de planregels is opgenomen. Omdat de raad heeft nagelaten om in de planregels op te nemen dat een doorsteek alleen mogelijk is binnen de functieaanduiding "verkeer", terwijl dit wel de bedoeling is, is het bestemmingsplan naar het oordeel van de Afdeling op dit punt onzorgvuldig tot stand gekomen.
Het betoog slaagt in zoverre.
5.3.    Zoals [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] terecht betogen, is het naar het oordeel van de Afdeling mogelijk dat de Hofdijkstraat in noordelijke richting zal worden gebruikt als ontsluiting van het plangebied. Het is aannemelijk dat de verkeersbewegingen daar als gevolg van het bestemmingsplan zullen toenemen. De raad heeft op de zitting erkend dat niet is onderzocht of de Hofdijkstraat in noordelijke richting kan dienen als een veilige ontsluiting van het plangebied en welke gevolgen dit heeft voor de verkeersafwikkeling in noordelijke richting. De Afdeling is van oordeel dat de raad dit ten onrechte heeft nagelaten en dat het bestemmingsplan dus ook op dit punt onzorgvuldig tot stand is gekomen.
Het betoog slaagt ook in zoverre.
5.4.    [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] hebben naar het oordeel van de Afdeling niet aannemelijk gemaakt dat het opstellen van een verkeerscirculatieplan noodzakelijk is. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad voldoende gemotiveerd dat het plangebied kan worden ontsloten via de Le Sage ten Broeklaan. De raad heeft op de zitting toegelicht dat het gaat om een 4,5 m brede erftoegangsweg, die 5000 verkeersbewegingen per dag kan verwerken. In de bestaande situatie zijn er ongeveer 1000 verkeersbewegingen per dag op de Le Sage ten Broeklaan. Het bestemmingsplan leidt volgens de raad onweersproken tot een toename van maximaal 250 verkeersbewegingen per dag. Het totaal aantal verkeersbewegingen is in de nieuwe situatie 1250 per dag. De raad heeft gelet hierop de La Sage ten Broeklaan geschikt kunnen achten om de extra verkeersbewegingen die het bestemmingsplan genereert, te kunnen verwerken.
Verder brengt het bestemmingsplan geen wijzigingen in de Looiakkerstraat tot stand en daarmee dus ook niet in de aan- en afvoerroute van het bedrijf van [appellant sub 1]. De Looiakkerstraat blijft een doodlopende straat.
Het betoog slaagt in zoverre niet.
Parkeren
6.       [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] betogen dat de parkeernormen, waarnaar in artikel 5.1.1 van de planregels wordt verwezen, geen rekening houden met aan huis gebonden beroepen. Dit zal volgens [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] leiden tot parkeeroverlast voor omwonenden.
6.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat de parkeernormen uit de Actualisatie Nota Parkeernormen (2019), waarnaar in de planregels wordt verwezen, rekening houden met aan huis gebonden beroepen.
6.2.    Artikel 5.1.1 van de planregels bevat een dynamische verwijzing naar de Actualisatie Nota Parkeernormen (2019). De raad heeft naar het oordeel van de Afdeling voldoende gemotiveerd dat deze parkeernormen uitgaan van het normale gebruik van een woning en dat aan huis gebonden beroepen vallen onder het bezoekersaantal. Dit betekent dus dat in de nota rekening is gehouden met aan huis gebonden beroepen. [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] hebben dit niet betwist. Bovendien is niet gebleken dat binnen het plangebied onvoldoende ruimte is om in de parkeerbehoefte te voorzien.
Het betoog slaagt niet.
Bouwvlak en maximale hoogte
7.       [appellant sub 1], Buurtcomité de Looiakkers en [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] betogen dat het bestemmingsplan in strijd met een goede ruimtelijke ordening is vastgesteld. [appellant sub 1] en Buurtcomité de Looiakkers voeren daartoe aan dat het bouwvlak te dicht bij de [locatie 1] ligt, namelijk op een afstand van ongeveer 6 m. Zij betogen ook dat de raad de afname van zichtlijnen vanuit de woning aan de Looijakkerstraat 1 en de afname van het aantal zonuren op deze woning ten onrechte niet of onvoldoende bij zijn belangenafweging heeft betrokken.
Verder betoogt [appellant sub 1] dat de raad het plangebied in paragraaf 2.2 van de plantoelichting ten onrechte omschrijft als een "achterkantsituatie" die grenst aan achtertuinen van woningen aan de Aalsterweg. Volgens [appellant sub 1] grenst met name het gedeelte van het plangebied, kadastraal bekend als gemeente Stratum, sectie C, nummer 1334, aan de voorzijde van zijn woning en is een passende stedenbouwkundige invulling alleen mogelijk als dat gedeelte van het plangebied niet wordt bebouwd.
De raad baseert de maximale bouwhoogte van 12 m enerzijds op de bebouwing langs de Aalsterweg met een hoogte van ongeveer 10 m, en anderzijds op de woongebouwen Parc Fontaine met een hoogte van ongeveer 22 m. De woning aan de [locatie 1] is ongeveer 7 m hoog en is volgens [appellant sub 1] en Buurtcomité de Looiakkers ten onrechte niet bij de besluitvorming betrokken.
Ook [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] voeren aan dat het bouwvlak te dicht bij hun woning ligt, namelijk op een afstand van ongeveer 33 m. Dit zorgt voor een schending van hun privacy, een vermindering van het aantal zonuren op hun woning en een aantasting van het vrije uitzicht op het Stadswandelpark. Bovendien daalt volgens [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] de waarde van hun woning door het bestemmingsplan.
7.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat de afmeting van het bouwvlak en de maximale bouwhoogte aanvaardbaar zijn in het plangebied, omdat er, met uitzondering van de woning van [appellant sub 1], sprake is van een "achterkantsituatie". Bovendien bestaat er geen recht op onaangetast uitzicht. Het is in een stedelijke omgeving niet onredelijk om bebouwing mogelijk te maken op een afstand van woningen als hier aan de orde. De raad acht een bepaalde mate van schaduwwerking, gelet op de beperkte effecten hiervan en de ligging binnen stedelijk gebied, acceptabel. De zichtlijnen zijn volgens de raad opgenomen om inzicht te geven in de effecten van het plan, zonder een specifiek beeld te willen schetsen.
Het bouwvlak heeft volgens de raad een bepaalde diepte nodig om woningen te kunnen realiseren. Het gedeelte van het plangebied, kadastraal bekend als gemeente Stratum, sectie C, nummer 1334, vormt bovendien het grootste gedeelte van het plangebied en kan daarom niet onbebouwd blijven. Ook voorziet het bestemmingsplan volgens de raad in een grote behoefte aan nieuwe woningen en komt hier doorslaggevend belang aan toe.
7.2.    De raad heeft zich naar het oordeel van de Afdeling op het standpunt kunnen stellen dat de nadelige gevolgen van het bestemmingsplan voor [appellant sub 1] niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de vaststelling van het plan te dienen doelen. Het bestemmingsplan voorziet in een gebruikelijke stedelijke ontwikkeling in een stadscentrum. In het geval van een binnenstedelijke ontwikkeling is minder snel dan bij een buitenstedelijke ontwikkeling sprake van een onevenredige schending van privacy, verlies van zonuren en verlies van uitzicht. Enig verlies van privacy, zonuren en uitzicht behoort daarmee tot het normale maatschappelijke risico wanneer, zoals in dit geval, wordt gebouwd in een omgeving met een hoge bebouwingsdichtheid. Bovendien bestaat er geen blijvend recht op vrij uitzicht, zoals de Afdeling eerder in haar uitspraak van 20 april 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1159, onder 10) heeft overwogen.
Uit het aan het bestreden besluit ten grondslag liggende bezonningsonderzoek van Aelmans van 1 september 2020 blijkt dat de hoeveelheid zonlicht op de gevel van de [locatie 1] door het plan aanzienlijk zal afnemen. De raad onderkent deze afname van het aantal zonuren, maar kent, zoals hij op de zitting heeft toegelicht, doorslaggevend belang toe aan de belangen die met het plan zijn gediend, namelijk het voorzien in een grote behoefte aan woningen. Daarbij heeft de raad van belang geacht dat de woning van [appellant sub 1] een bijzondere status heeft, omdat deze woning als enige de voorgevel aan de Looiakkerstraat heeft. Gelet op de aan de raad toekomende beleidsruimte en de ligging van het plangebied in een stedelijke omgeving is de Afdeling van oordeel dat de raad deze afweging heeft kunnen maken.
Verder heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling op het standpunt kunnen stellen dat de nadelige gevolgen van het plan voor [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de vaststelling van het plan te dienen doelen. De woning van [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] ligt namelijk op 33 m afstand van het bouwvlak en in het centrum van Eindhoven, waar zo’n  ontwikkeling niet ongebruikelijk is. Verder is van belang dat het perceel van [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] van het Stadswandelpark wordt gescheiden door de woongebouwen Parc Fontaine, die een hoogte hebben van ongeveer 22 m. Daardoor is er op dit moment al geen sprake van onbelemmerd zicht op het Stadswandelpark vanaf het perceel en vanuit de woning van [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B]. [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] hebben hun stelling dat er sprake is van een waardedaling van hun woning niet gemotiveerd.
De betogen slagen niet.
Waarborgt de groene erfafscheiding de privacy?
8.       [appellant sub 1] betoogt dat de voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan die de aanleg van een groene erfafscheiding van 2 m hoog garandeert, zijn privacy onvoldoende waarborgt.
8.1.    Artikel 3.2.5 van de planregels bepaalt dat het realiseren en in stand houden van de bebouwing uitsluitend is toegestaan, indien binnen een jaar na gereedmelding van de bouw van een woning ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 1", een groene erfafscheiding met een minimale hoogte van 2 m wordt gerealiseerd en in stand gehouden.
8.2.    De raad stelt zich op het standpunt dat met de voorwaardelijke verplichting is beoogd de privacy van omwonenden te beschermen en de nadelige effecten van het bestemmingsplan te beperken. De hoogte van de erfafscheiding is volgens de raad gangbaar, in overeenstemming met geldende regelgeving en passend in de omgeving. Een hogere erfafscheiding zal volgens de raad niet als prettig worden ervaren.
8.3.    De raad heeft zich naar het oordeel van de Afdeling op het standpunt kunnen stellen dat door de voorwaardelijke verplichting de nadelige gevolgen van het bestemmingsplan voor [appellant sub 1] niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de vaststelling van het bestemmingsplan te dienen doelen. Enig verlies van privacy behoort tot het normale maatschappelijke risico wanneer, zoals in dit geval, wordt gebouwd in een stedelijke omgeving met een hoge bebouwingsdichtheid. Een verderstrekkende voorwaardelijke verplichting is dus niet nodig.
Het betoog slaagt niet.
Onjuiste uitgangspunten in de plantoelichting?
9.       [appellant sub 1] en Buurtcomité de Looiakkers betogen dat het bestemmingsplan in strijd met een goede ruimtelijke ordening is vastgesteld, omdat de plantoelichting uitgaat van een verouderde situatie, zoals een braakliggend terrein dat inmiddels is bebouwd.
9.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat alhoewel de plantoelichting op punten uitgaat van een verouderde situatie, deze niet juridisch bindend is.  [appellant sub 1] en Buurtcomité de Looiakkers worden door die plantoelichting niet in hun belangen geschaad.
9.2.    De raad heeft onderkend dat de plantoelichting op punten uitgaat van een verouderde situatie. Zo staat in paragraaf 1.2 van de toelichting dat ten westen van het plangebied braakliggende gronden liggen, terwijl daar 3 appartementengebouwen en een parkeergarage zijn gebouwd. De raad heeft naar het oordeel van de Afdeling voldoende gemotiveerd dat hij bij de vaststelling van het plan wel rekening heeft gehouden met de op dat moment bestaande situatie. Dit blijkt onder meer uit de omstandigheid dat deze 3 appartementengebouwen en de parkeergarage in de stedenbouwkundige uitwerking van het plan worden genoemd. De Afdeling is van oordeel dat niet is gebleken dat de plantoelichting zulke onjuistheden of onvolkomenheden bevat, dat geen goede belangenafweging heeft plaatsgevonden en de raad hierom het bestemmingsplan niet heeft kunnen vaststellen. Bovendien komt aan de plantoelichting geen juridisch bindende betekenis toe. Een beroep tegen het bepaalde in de plantoelichting als zodanig kan niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit.
Het betoog slaagt niet.
Hittestress
10.     [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] betogen dat het bestemmingsplan in strijd met een goede ruimtelijke ordening is vastgesteld, omdat de hittestress in de omgeving van het plangebied zal toenemen door de in het plan voorziene ontwikkeling.
10.1.  De raad stelt zich op het standpunt dat de hittestress door het bestemmingsplan afneemt, omdat het voorziene appartementencomplex voor schaduwwerking zorgt. Bovendien zijn hoogbouw en hittestress volgens de raad veelvoorkomende omstandigheden in een stedelijke omgeving die op zichzelf geen strijd met een goede ruimtelijke ordening opleveren.
10.2.  Naar het oordeel van de Afdeling kan op grond van wat [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] hebben aangevoerd, niet worden geconcludeerd dat door de realisatie van het plan zo’n toename aan hittestress zal ontstaan, dat de raad het bestemmingsplan om die reden niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening heeft kunnen achten. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat in de huidige situatie ook al sprake is van een verhard oppervlakte, namelijk een parkeerplaats naast de supermarkt.
Het betoog slaagt niet.
Groenbeleid
11.     Dijks en [appellant sub 3B] betogen dat de raad het Groenbeleidsplan 2017 ten onrechte niet heeft betrokken bij de besluitvorming. Volgens [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] volgt uit dit groenbeleidsplan dat bestaande bomen behouden moeten blijven.
11.1.  De raad stelt zich op het standpunt dat in het plangebied geen waardevolle bomen aanwezig zijn, maar alleen zogenoemde basisbomen. Bovendien staat het groen alleen op de grens van het plangebied en is het onverzorgd.
11.2.  De raad heeft zich naar het oordeel van de Afdeling op het standpunt kunnen stellen dat het Groenbeleidsplan 2017 bij de besluitvorming is betrokken, namelijk in paragraaf 3.8.1 van de plantoelichting. Daaruit volgt dat het alleen gaat om wild gegroeide struiken en onkruid dat alleen aanwezig is op de perceelsgrens van het plangebied, onverzorgd is en door de hekken heen groeit. Niet is gebleken dat op grond van het groenbeleidsplan een verplichting op de raad rust om de bomen in het plangebied te behouden.
Het betoog slaagt niet.
Vertrouwensbeginsel
12.     Buurtcomité de Looiakkers betoogt dat de raad het bestemmingsplan in strijd met het vertrouwensbeginsel heeft vastgesteld, omdat in 2001 met de toenmalige wethouder is afgesproken dat er enkel grondgebonden woningen in het plangebied zouden komen. Deze afspraak is volgens het buurtcomité vastgelegd in de "Uitgangspuntennotitie d.d. 28.08.2001 DI nr. STR/01P003523, art. 4.2.3 a en b".
12.1.  De raad stelt zich op het standpunt dat de uitgangspuntennotitie verouderd is en bovendien alleen maar spreekt van een voorkeur voor grondgebonden woningen. Inmiddels is er volgens de raad sprake van een grote woningbehoefte waarin het bestemmingsplan beoogt te voorzien.
12.2.  Wie zich beroept op het vertrouwensbeginsel, moet aannemelijk maken dat van de kant van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit hij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of het bestuursorgaan een bepaalde bevoegdheid zou uitoefenen en zo ja, hoe.
De Afdeling volgt de raad in zijn standpunt dat aan de uitgangspuntennotitie niet het vertrouwen ontleend kan worden dat in het plangebied zonder meer grondgebonden woningen zullen worden gebouwd. De uitgangspuntennotitie speekt namelijk alleen maar van een voorkeur voor grondgebonden woningen.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
13.     Het beroep van [appellant sub 1] is ongegrond.
14.     Gelet op wat de Afdeling onder 5.2 en 5.3 heeft overwogen, oordeelt de Afdeling dat het bestreden besluit in strijd met artikel 3:2 van de Awb is genomen.
Bestuurlijke lus
15.     De Afdeling ziet in het voorgaande, ook in het belang van een spoedige beëindiging van het geschil, aanleiding om de raad op grond van artikel 8:51d van de Awb op te dragen om binnen 20 weken na de verzending van deze tussenuitspraak:
-        aan artikel 3.1, onder e, van de planregels toe te voegen "ter plaatse van de functieaanduiding "verkeer"", of het bestemmingsplan op een andere wijze in overeenstemming te brengen met wat is beoogd;
-        te onderzoeken of de Hofdijkstraat in noordelijke richting als ontsluiting van het plangebied kan dienen, wat de gevolgen hiervan zijn voor de verkeersafwikkeling in noordelijke richting en te beoordelen of deze gevolgen uit het oog punt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar zijn.
16.     De raad moet de Afdeling en andere partijen de uitkomst meedelen en een gewijzigd of nieuw besluit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendmaken en meedelen. Afdeling 3.4 van de Awb hoeft bij de voorbereiding van een gewijzigd of nieuw besluit niet opnieuw te worden toegepast.
Proceskosten
17.     De raad hoeft de proceskosten van [appellant sub 1] niet te vergoeden. In de einduitspraak in het geding tussen Buurtcomité de Looiakkers, [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] en de raad zal worden beslist over de vergoeding van de proceskosten en het griffierecht van Buurtcomité de Looiakkers en [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B].
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep van [appellant sub 1] ongegrond;
II.       draagt de raad van de gemeente Eindhoven op:
-        om binnen 20 weken na de verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van wat is overwogen onder 15, de onder 5.2 en 5.3 omschreven gebreken in het besluit van de raad van de gemeente Eindhoven van 24 mei 2022 tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "IX Stratum binnen de Ring 2007 (Hofdijkstraat 1)" te herstellen, en
-        de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mee te delen en een gewijzigd of nieuw besluit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mee te delen.
Aldus vastgesteld door mr. J. Gundelach, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, griffier.
w.g. Gundelach
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Graaff-Haasnoot
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 januari 2024
1044-531