ECLI:NL:RVS:2024:3979

Raad van State

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
202201779/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging en verlenging van exploitatievergunningen voor passagiersvervoer door Luxe Boten B.V. en aanverwante vennootschappen

Op 2 oktober 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in het hoger beroep van Luxe Boten B.V., thans Starboard Boats B.V. en Flagship Holding Amsterdam B.V., tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 februari 2022. De zaak betreft de wijziging van exploitatievergunningen voor passagiersvervoer van Luxe Boten, die op 4 juni 2020 door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam zijn gewijzigd van onbepaalde naar bepaalde tijd. De exploitatievergunningen, oorspronkelijk voor onbepaalde tijd, zijn nu voor bepaalde tijd en lopen af op 1 maart 2030. Het college heeft op 22 april 2024 besloten deze vergunningen met twee jaar te verlengen, maar dit besluit is door Luxe Boten betwist.

De Afdeling heeft de zaak behandeld op 5 juni 2024, waarbij Luxe Boten werd vertegenwoordigd door mr. J. Monster en het college door mr. B.S. Jaasma, mr. M.R. Botman en mr. A.D. Röell. De Afdeling heeft vastgesteld dat de wijzigingsbesluiten van 4 juni 2020 onterecht zijn genomen en heeft deze herroepen. De rechtbank had eerder het beroep van Luxe Boten ongegrond verklaard, maar de Afdeling heeft nu het hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd. De besluiten van 22 april 2024 zijn eveneens vernietigd, omdat de grondslag voor deze besluiten is komen te vervallen door de herroeping van de eerdere besluiten.

De Afdeling heeft bepaald dat de eerder verleende exploitatievergunningen voor onbepaalde tijd weer van kracht zijn. Daarnaast is het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van Luxe Boten, die zijn ontstaan in verband met het bezwaar, beroep en hoger beroep. De uitspraak heeft implicaties voor meerdere aanverwante zaken, die gelijktijdig zijn behandeld.

Uitspraak

202201779/1/A3.
Datum uitspraak: 2 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Luxe Boten B.V., gevestigd te Amsterdam, thans: Starboard Boats B.V. en Flagship Holding Amsterdam B.V., allebei gevestigd te Amsterdam,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 februari 2022 in zaak nr. 21/783 in het geding tussen:
Luxe Boten
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
Procesverloop
Bij zes besluiten van 4 juni 2020 heeft het college exploitatievergunningen voor passagiersvervoer van Luxe Boten gewijzigd in exploitatievergunningen voor bepaalde tijd (hierna ook: de wijzigingsbesluiten).
Bij besluit van 29 december 2020 heeft het college het door Luxe Boten daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 februari 2022 heeft de rechtbank het door Luxe Boten daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft Luxe Boten hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Luxe Boten en het college hebben nadere stukken ingediend.
Bij besluiten van 22 april 2024 heeft het college de einddatum van de exploitatievergunningen die zouden verlopen op 1 maart 2030 verlengd tot 1 maart 2032.
Luxe Boten heeft gronden ingediend tegen die besluiten.
De Afdeling heeft de zaak, met 50 andere zaken zoals vermeld in bijlage 1, op een zitting behandeld op 5 juni 2024, waar Luxe Boten, vertegenwoordigd door mr. J. Monster, rechtsbijstandverlener te Leiderdorp, en het college, vertegenwoordigd door mr. B.S. Jaasma, mr. M.R. Botman en mr. A.D. Röell, advocaten te Den Haag, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       Luxe Boten had zes exploitatievergunningen voor onbepaalde tijd voor zes vaartuigen. Bij de besluiten van 4 juni 2020 heeft het college deze exploitatievergunningen gewijzigd in vergunningen voor bepaalde tijd en deze lopen af op 1 maart 2030. Verder is gebleken dat de exploitatievergunningen nu op naam staan van Flagship Holding en Starboard Boats. Starboard Boats is onderdeel van hetzelfde concern als Luxe Boten.
2.       Bij besluiten van 22 april 2024 heeft het college de exploitatievergunningen verlengd met twee jaar. Volgens het college is het niet mogelijk om binnen de resterende tijd een zorgvuldige uitgifteronde voor de tranche 2026 te organiseren. Het college heeft daarom besloten de geplande uitgifterondes voor nieuwe vergunningen per 1 maart 2026, 2028 en 2030 uit te stellen met twee jaar.
3.       Luxe Boten, Starboard Boats en Flagship Holding zijn enkele van de reders die een bestuursrechtelijke procedure zijn begonnen tegen de wijziging van een exploitatievergunning voor de passagiersvaart van onbepaalde naar bepaalde tijd. Bij de Afdeling zijn hierover 51 zaken aanhangig. Deze zaken bevatten veel nagenoeg gelijkluidende gronden van algemene aard. De Afdeling heeft er daarom, net als de rechtbank, voor gekozen om deze zaken gelijktijdig op een zitting te behandelen en de algemene gronden in één uitspraak te beoordelen. Bij uitspraak van 25 september 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:3732) is de Afdeling tot het oordeel gekomen dat een deel van de algemene gronden slaagt, wat ertoe leidt dat in alle 51 zaken de wijzigingsbesluiten moeten worden herroepen. Voor de motivering van dit oordeel verwijst de Afdeling naar die uitspraak.
4.       Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 29 december 2020 alsnog gegrond verklaren en dat besluit vernietigen. De Afdeling zal zelf in de zaak voorzien door de besluiten van 4 juni 2020 te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
5.       De besluiten van 22 april 2024 worden, gelet op artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in samenhang met artikel 6:19, eerste lid, van die wet, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding. Nu met de herroeping van de besluiten van 4 juni 2020 aan deze besluiten de grondslag is komen te ontvallen, zal de Afdeling deze besluiten eveneens vernietigen.
6.       Dit betekent dat de eerder voor onbepaalde tijd verleende exploitatievergunningen weer gelden.
7.       Niet is gebleken dat Starboard Boats en Flagship Holding kosten hebben gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Het college moet wel de proceskosten van Luxe Boten voor het bezwaar, beroep en hoger beroep vergoeden. Deze bestaan uit kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De gemachtigde heeft in deze zaak en de zaken nrs. 202201765/1/A3, 202201766/1/A3, 202201777/1/A3, 202201778/1/A3, 202201780/1/A3, 202201781/1/A3, 202201783/1/A3, 202201785/1/A3, 202201786/1/A3, 202201788/1/A3, 202201829/1/A3, 202201834/1/A3 en 202201941/1/A3, in bezwaar, beroep en hoger beroep nagenoeg gelijkluidende stukken ingediend. Ook zijn de zaken gelijktijdig ter zitting behandeld. Dit zijn daarom samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Deze zaken worden voor de bepaling van de hoogte van de te vergoeden kosten voor rechtsbijstand als één zaak beschouwd, waarbij wegingsfactor 1,5 wordt toegepast omdat het er meer dan vier zijn (onderdeel C1 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht). De vergoeding moet in zoverre worden verdeeld over deze veertien appellanten.
In deze zaak en de zaken nrs. 202201765/1/A3, 202201777/1/A3, 202201780/1/A3, 202201781/1/A3, 202201783/1/A3, 202201785/1/A3, 202201786/1/A3, 202201788/1/A3, 202201829/1/A3, 202201834/1/A3, 202201941/1/A3, 202202139/1/A3 en 202202163/1/A3 heeft de gemachtigde nagenoeg gelijkluidende stukken ingediend tegen de besluiten van 22 april 2024 waarbij de einddatum van de exploitatievergunningen is verlengd. Ook hiervoor geldt dat dit samenhangende zaken zijn, waarbij wegingsfactor 1,5 wordt toegepast omdat het er meer dan vier zijn. De vergoeding moet in zoverre worden verdeeld over deze veertien appellanten.
Gelet op de omvang en complexiteit van de zaken bestaat verder aanleiding met betrekking tot de proceskosten een additionele wegingsfactor van 1,5 toe te passen (onderdeel C1 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht).
De vergoeding waarop Luxe Boten op basis van deze berekening recht heeft, staat hierna in de beslissing.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 februari 2022 in zaak nr. 21/783;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.      vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam van 29 december 2020, kenmerk: DJ.20.011488.001;
V.       herroept de besluiten van 4 juni 2020, kenmerken: WN2019-006249, WN2019-006250, WN2019-006252, WN2019-006683, WN2019-007910 en WN2019-007911;
VI.      bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VII.     vernietigt de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam van 22 april 2024, kenmerken: NT2024-001031, NT2024-001037, NT2024-001075, NT2024-001142 en NT2024-001210;
VIII.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam tot vergoeding van bij Luxe Boten B.V. in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.265,62, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IX.      veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam tot vergoeding van bij Luxe Boten B.V. in verband met de behandeling van het bezwaar opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 175,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
X.       gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam aan Luxe Boten B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 908,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W. den Ouden, voorzitter, en mr. C.M. Wissels en mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.R. Renkema, griffier.
w.g. Den Ouden
voorzitter
w.g. Renkema
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2024
1071
BIJLAGE 1 - Overzicht zaaknummers
202201614/1/A3     202202033/1/A3     202202115/1/A3
202201765/1/A3     202202034/1/A3     202202139/1/A3
202201766/1/A3    202202035/1/A3    202202151/1/A3
202201777/1/A3    202202037/1/A3    202202152/1/A3
202201778/1/A3    202202039/1/A3    202202153/1/A3
202201779/1/A3    202202042/1/A3    202202160/1/A3
202201780/1/A3    202202045/1/A3    202202163/1/A3
202201781/1/A3    202202046/1/A3    202202180/1/A3
202201783/1/A3    202202049/1/A3    202202181/1/A3
202201785/1/A3    202202050/1/A3    202202182/1/A3
202201786/1/A3    202202053/1/A3    202202200/1/A3
202201788/1/A3     202202075/1/A3    202202201/1/A3
202201801/1/A3    202202076/1/A3    202202233/1/A3
202201829/1/A3    202202077/1/A3
202201834/1/A3    202202078/1/A3
202201937/1/A3    202202079/1/A3
202201941/1/A3    202202091/1/A3
202202019/1/A3    202202112/1/A3
202202031/1/A3    202202114/1/A3