ECLI:NL:RVS:2024:3978

Raad van State

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
202204543/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van bestuur en asbestinventarisaties in Utrecht

In deze zaak heeft [appellant] een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) bij het college van burgemeester en wethouders van Utrecht. Het verzoek betrof de openbaarmaking van omgevingsvergunningen en bijbehorende asbestrapportages die tussen 2008 en 2020 aan woningcorporatie Mitros zijn verleend. Het college heeft in eerste instantie 23 dossiers gedeeltelijk openbaar gemaakt, maar [appellant] was van mening dat niet alle gevraagde stukken waren verstrekt. De rechtbank Midden-Nederland heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat het college onvoldoende zorgvuldig onderzoek heeft gedaan en heeft het college opgedragen om een nieuwe zoekslag te verrichten naar de ontbrekende documenten.

In hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld. Tijdens de zitting is gebleken dat het college een nieuw besluit heeft genomen op basis van de Wet open overheid (Woo), waarin het bezwaar van [appellant] gedeeltelijk gegrond werd verklaard. Het college heeft aangegeven dat het geen documenten heeft kunnen vinden voor het adres Oude Wulvenlaan 51-1, omdat dit pand niet in bezit was van Mitros. De Afdeling heeft geoordeeld dat het college voldoende inspanningen heeft geleverd om de gevraagde documenten te vinden en dat de rechtbank de zoekslag terecht heeft beperkt tot de afgesproken adressen.

De Afdeling heeft het hoger beroep van [appellant] ongegrond verklaard, evenals het beroep tegen het nieuwe besluit op bezwaar. De rechtbank heeft de uitvoering van haar eerdere uitspraak door het college als voldoende beoordeeld. De proceskosten worden niet vergoed, en de beslissing is openbaar uitgesproken op 2 oktober 2024.

Uitspraak

202204543/1/A3.
Datum uitspraak: 2 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-­Nederland van 3 juni 2022 in zaak nr. 20/3535 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht.
Procesverloop
Bij besluit van 5 november 2020 heeft het college beslist op een verzoek van [appellant] op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob).
Bij besluit van 6 mei 2021 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en het besluit van 5 november 2020 herroepen. Het college heeft 23 dossiers gedeeltelijk openbaar gemaakt.
Bij besluiten van 12 oktober 2021 en 19 oktober 2021 heeft het college aanvullende stukken openbaar gemaakt.
Bij uitspraak van 3 juni 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] tegen het besluit van 6 mei 2021 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit en de aanvullende besluiten van 12 oktober 2021 en 19 oktober 2021 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit op het bezwaar te nemen.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Bij besluit van 8 november 2022 heeft het college een nieuw besluit genomen op grond van de Wet open overheid (hierna: de Woo). Het college heeft het bezwaar van [appellant] gedeeltelijk gegrond verklaard en het besluit van 5 november 2020 herroepen.
[appellant] heeft gronden tegen dit besluit ingediend.
Het college heeft een verweerschrift ingediend gegeven.
[appellant] en het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op de zitting behandeld van 6 september 2024, waar [appellant] via videoverbinding en het college, vertegenwoordigd door mr. H van Gellekom, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] heeft het college verzocht om openbaarmaking van alle omgevingsvergunningen met bijbehorende asbestrapportages die in de periode 2008 tot 2020 door de gemeente Utrecht aan woningcorporatie Mitros zijn verleend. Bij besluit van 6 mei 2021 heeft het college 23 omgevingsdossiers gedeeltelijk openbaar gemaakt. Volgens [appellant] zijn dat niet alle stukken waar hij om heeft gevraagd.
Uitspraak van de rechtbank
2.       Tijdens de zitting bij de rechtbank heeft [appellant] zijn Wob-verzoek nader gespecificeerd. Het beroep bij de rechtbank zag alleen nog op het openbaar maken van besluiten van het college waarbij een omgevingsvergunning voor bepaalde adressen is verleend, en de bijbehorende asbestinventarisatierapporten (in het bijzonder die rapporten die zijn opgesteld door DAP Advies B.V. en BME Asbest Consult B.V.) en asbestconvenanten van deze adressen. Het gaat om de volgende adressen in Utrecht:
- Jeanne d’Arcdreef (WABO-10-00462);
- Johan Wagenaarkade (WABO-11-05642);
- Jamaicadreef (WABO-11-09874);
- Vlierboomstraat (WABO-11-04259);
- Project Stanleylaan/Marco Pololaan;
- Oud Wulvenlaan 51-1;
- Maria van Hongarijedreef 30;
- de Rode Driehoek (Marnixlaan, Van Egmondkade, Van Hoornekade).
Op de zitting bij de rechtbank hebben [appellant] en het college afgesproken dat het college naar deze stukken zou zoeken en de gevonden stukken zou toezenden aan [appellant] en de rechtbank. Op 12 oktober 2021 heeft het college acht aanvullende asbestinventarisaties verstrekt van de Jeanne d’Arcdreef, Jamaicadreef, Vlierboomstraat, project Stanleylaan/Marco Pololaan, Maria van Hongarijedreef en de Rode Driehoek. Op 19 oktober 2021 heeft het college ter aanvulling een asbestconvenant van de Jeanne d’Arcdreef verstrekt. Volgens [appellant] waren de stukken daarmee nog niet compleet. Hij heeft daarom zijn beroep voortgezet.
3.       De rechtbank heeft vastgesteld dat het college over het adres Oude Wulvenlaan 51-1 geen stukken heeft overgelegd. Over de asbestconvenanten heeft de rechtbank overwogen dat het college onvoldoende zorgvuldig onderzoek heeft gedaan omdat het alleen in zijn digitale systemen heeft gezocht. De rechtbank heeft verder overwogen dat waar uit het (nadere) onderzoek zou blijken dat documenten niet meer bestaan, maar wel bestaan (moeten) hebben, het college dit moet toelichten. Dit betekent dat ook onderzocht moet worden of documenten die veilig gesteld hadden moeten worden, zijn vernietigd. Dat een inspecteur aan het college heeft medegedeeld dat niet in alle projecten asbestconvenanten worden afgesloten, zegt niets over of dat in deze specifieke gevallen ook zo is.
4.       De rechtbank heeft het college opgedragen een nieuwe zoekslag te verrichten, gericht op de stukken met betrekking tot Oud Wulvenlaan 51 en op de asbestconvenanten van de genoemde adressen en projecten.
Hoger beroep
5.       [appellant] heeft op de zitting laten weten dat de Afdeling geen oordeel hoeft te geven over zijn beroepsgrond dat de rechtbank aan het college een dwangsom had moeten opleggen en over had moeten gaan tot finale geschilbeslechting in plaats van het college een nieuw besluit te laten nemen.
De Afdeling hoeft ook niet meer in te gaan op zijn klacht dat het college nog niet het griffierecht heeft vergoed omdat [appellant] dat inmiddels heeft ontvangen.
6.       [appellant] vindt dat de rechtbank de nieuwe zoekslag ten onrechte heeft beperkt tot de stukken van de Oud Wulvenlaan 51-1 en de asbestconvenanten van de genoemde adressen. De rechtbank miskent daarmee namelijk dat het verstrekte asbestinventarisatierapport bij de Maria van Hongarijedreef alleen betrekking had op omliggende straten en niet op de Maria van Hongarijedreef zelf. Daarnaast is het door de rechtbank genoemde adres aan de Oud Wulvenlaan volgens [appellant] ook onjuist, omdat het huisnummer 51 nooit ter sprake is geweest.
6.1.    Dit betoog slaagt niet.
De opdracht van de rechtbank voor de nieuwe zoekslag komt overeen met wat [appellant] en het college op een eerdere zitting bij de rechtbank zijn overeengekomen over de omvang van het verzoek en wat daarover is vastgelegd in het door de rechtbank opgestelde verkort proces-verbaal van die zitting. De Afdeling gaat uit van de juistheid daarvan. Het adres Oud Wulvenlaan 51-1 staat daarin genoemd. Ook heeft [appellant] volgens de zittingsaantekeningen van de rechtbank twee keer het huisnummer 51-1 van die straat genoemd.
Volgens dezelfde afspraak is het verzoek van [appellant] beperkt tot het adres Maria van Hongarijedreef 30. De asbestinventarisatierapportages van de nummers 8, 10, 12 en 14 van de Maria van Hongarijedreef zijn openbaar gemaakt. Het klopt dat de asbestinventarisatierapportage van nummer 30 niet is overgelegd. Zoals de gemachtigde van het college op de zitting heeft bevestigd, komt dat omdat het niet is gevonden. [appellant] stelt dat hij in het gemeentelijk archief een asbestinventarisatierapport heeft gezien. Hij heeft daarvan echter geen enkel bewijs overgelegd. Dat is wel nodig om de verklaring van het college ongeloofwaardig te achten. De Afdeling ziet daarom geen grond voor het oordeel dat de rechtbank de opdracht aan het college had moeten uitbreiden met het nogmaals zoeken naar de asbestinventarisatierapportage van Maria van Hongarijedreef 30.
Conclusie hoger beroep
7.       Het hoger beroep is ongegrond.
Nieuw besluit op bezwaar
8.       Het college heeft de uitspraak van de rechtbank uitgevoerd en een nieuw besluit op het bezwaar van [appellant] genomen op 8 november 2022. Dit besluit is van rechtswege onderwerp van dit geding omdat [appellant] het er niet mee eens is. Het nieuwe besluit is van na de inwerkingtreding van de Woo. Omdat de Woo onmiddellijk werking heeft, heeft het college het nieuwe besluit genomen met inachtneming van de bepalingen van die wet.
8.1.    Het college heeft een nadere zoekslag verricht naar de door [appellant] gevraagde documenten. De destijds betrokken casemanagers, die het college eerder heeft gevraagd naar informatie, zijn inmiddels met pensioen. Het college heeft geen reden om te denken dat zij nog over stukken zouden beschikken. Een andere inspecteur van de gemeente heeft daarom het onderzoek gedaan. Hij heeft zowel in de digitale systemen als in de papieren dossiers die nog opgeslagen waren in het archief gezocht. Hij heeft in de digitale systemen Squitxo en Stroomlijn één asbestconvenant gevonden over de Rode Driehoek. Dat convenant heeft [appellant] al. Verder heeft de inspecteur geen asbestconvenanten aangetroffen. Verder heeft de inspecteur in opdracht van het college Mitros gevraagd om alle informatie die zij nog heeft en die valt onder het informatieverzoek van [appellant] aan hem te geven. Dat heeft Mitros gedaan. Tot slot heeft de inspecteur bezien welke inspecteurs bij welke projecten nog meer betrokken zijn geweest. Bij degenen die nog in dienst van de gemeente zijn, heeft hij geïnformeerd of zij nog over stukken beschikken. Dat was niet zo. Tot slot heeft de inspecteur de recordmanager geraadpleegd.
Het college heeft de resultaten van de onderzoeken overgenomen en het bezwaar van [appellant] gedeeltelijke gegrond verklaard. Het heeft alsnog de gevonden asbestconvenanten die [appellant] nog niet had, openbaar gemaakt. Verder heeft het zich op het standpunt gesteld dat het pand op Oud Wulvenlaan 51 en 51-1 geen bezit zijn van Mitros. Daarom zijn voor dat adres geen documenten gevonden.
Beroep van rechtswege
9.       [appellant] is het niet eens met deze nieuwe beslissing op bezwaar en heeft daartegen gronden aangevoerd. [appellant] vindt het tegenstrijdig dat het college in het nieuwe besluit uitlegt waarom asbestconvenanten worden gesloten, om vervolgens tot de conclusie te komen dat er geen asbestconvenanten zijn voor de betreffende adressen. Volgens hem moeten er meer zijn.
9.1.    De Afdeling oordeelt dat het college op voldoende wijze de opdracht van de rechtbank heeft uitgevoerd. Het college heeft in zowel de digitale systemen als de papieren dossiers gezocht en bij meerdere personen en Mitros navraag gedaan over de aanwezigheid van documenten. De gemachtigde van het college heeft op zitting verklaard dat eerst is gezocht op vergunningen met bijbehorende stukken, vervolgens op sloopdossiers en daarna naar convenanten. Hiermee heeft het college zich voldoende ingespannen om de door [appellant] gevraagde documenten te verkrijgen.
Het college is voor de omvang van het verzoek terecht uitgegaan van de afspraken daarover die tijdens de procedure bij de rechtbank zijn gemaakt en die zijn vastgelegd in een verkort proces-verbaal. Gezien die afspraken mocht het college zich op het standpunt stellen dat het niet naar andere stukken of andere adressen dan die daarin zijn genoemd hoefde te zoeken.
9.2.    De Afdeling oordeelt ook dat aannemelijk is dat met het nieuwe besluit op bezwaar alle nog beschikbare documenten (gedeeltelijk) openbaar zijn gemaakt. Met een algemene uitleg over de reden voor het afsluiten van asbestconvenanten wordt door het college niet gezegd dat voor alle projecten ook een convenant wordt gesloten. Dat er geen convenanten zijn, acht de Afdeling niet ongeloofwaardig. [appellant] heeft niet op enige wijze aannemelijk gemaakt dat er wel convenanten zouden zijn.
Het betoog slaagt niet.
10.     Verder heeft het college volgens [appellant] valsheid in geschrifte gepleegd omdat het een niet ondertekende versie van het convenant Boerhaavelaan e.o. heeft overgelegd terwijl er ook een ondertekende versie bestaat.
10.1.  Dit betoog slaagt al niet omdat de verstrekking van informatie door het bestuursorgaan niet de weg opent naar beoordeling van de juistheid of rechtmatigheid van die informatie. De Afdeling ziet ook verder geen aanleiding om aan te nemen dat het college opzettelijk een onjuist document heeft verstrekt gezien de verklaring van het college. Die verklaring houdt in dat van een voorgenomen vervolgproject van Mitros over de Vlierboomstraat het niet ondertekende convenant is aangeleverd en dat het college dat vanuit servicegerichtheid aan [appellant] heeft verstrekt, zonder te controleren of er nog andere versies zijn.
11.     Tot slot stelt [appellant] dat het niet klopt dat de Oud Wulvenlaan 51-1 geen bezit is van Mitros. Hij heeft een bankafschrift overgelegd van zijn ouders, waarop de afschrijving van de huur naar Mitros op 30 december 1998 is vermeld en ook het adres Oud Wulvenlaan 51-1.
11.1.  De Afdeling oordeelt dat uit deze informatie niet volgt dat Mitros in de periode waarop het informatieverzoek ziet, 2008-2020, eigenaar was van het pand. Het afschrift is van tien jaar daarvoor. De gemachtigde van het college heeft op zitting verklaard dat het pand waarschijnlijk al in 2001 is gesloopt. [appellant] heeft dat niet weersproken. Met dit afschrift heeft [appellant] geen twijfel gebracht aan het standpunt van het college dat er voor de periode 2008-2020 geen documenten die binnen de omvang van het verzoek vallen, zijn gevonden over dit adres.
Ook dit betoog slaagt niet.
12.     In wat [appellant] voor het overige heeft aangevoerd, ziet de Afdeling ook geen grond voor het oordeel dat het college de aangevallen uitspraak niet goed heeft uitgevoerd. Er is daarom geen reden om het besluit op bezwaar van 8 november 2022 te vernietigen.
Conclusie beroep van rechtswege
13.     Het beroep is ongegrond.
Proceskosten
14.     Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep ongegrond;
II.       verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, voorzitter, en mr. C.M. Wissels en mr. J. Schipper-Spanninga, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, griffier.
w.g. Willems
voorzitter
w.g. Van Tuyll van Serooskerken
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2024
1000-290