ECLI:NL:RVS:2024:3943

Raad van State

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
202106342/3/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelbesluit bestemmingsplan Binnenstad (City) Nieuwegein en de parkeernormen

In deze uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State wordt het herstelbesluit van de raad van de gemeente Nieuwegein inzake het bestemmingsplan 'Binnenstad (City) Nieuwegein' beoordeeld. De zaak betreft een tussenuitspraak van 26 april 2023, waarin de raad werd opgedragen om binnen zes maanden de gebreken in het besluit van 14 juli 2021 te herstellen. Op 25 januari 2024 heeft de raad een herstelbesluit genomen, waarin de parkeernormen voor woningen in de bestemmingen 'Centrum - B3', 'Gemengd - A2', 'Gemengd - A4', en 'Gemengd - C' zijn aangepast. De appellanten, wonend in Nieuwegein, hebben zienswijzen ingediend tegen dit herstelbesluit, waarbij zij aanvoeren dat de nieuwe parkeernormen nog steeds onvoldoende zijn en dat de raad niet in overeenstemming met de Omgevingswet heeft gehandeld.

De Afdeling oordeelt dat de raad de gewijzigde parkeernormen voldoende heeft onderbouwd aan de hand van de notitie 'Onderbouwing parkeernorm Nieuwegein Centrum' van Goudappel. De raad heeft de parkeernormen niet alleen gebaseerd op beleidsvoornemens, maar ook op feitelijke gegevens over het personenautobezit in de binnenstad. De Afdeling concludeert dat de raad de parkeernormen heeft mogen aanpassen en dat deze nu voldoen aan de eisen van de goede ruimtelijke ordening. De beroepen van de appellanten tegen het besluit van de raad van 14 juli 2021 zijn gegrond, maar de beroepen tegen het herstelbesluit van 25 januari 2024 zijn ongegrond.

De uitspraak benadrukt het belang van een goede onderbouwing van parkeernormen in bestemmingsplannen, vooral in het licht van de inwerkingtreding van de Omgevingswet. De Afdeling bevestigt dat de raad voldoende heeft gemotiveerd waarom de nieuwe parkeernormen passend zijn voor de binnenstad van Nieuwegein, rekening houdend met de mobiliteitstransitie en de noodzaak om het autobezit te beperken.

Uitspraak

202106342/3/R4.
Datum uitspraak: 2 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.       [appellant sub 1], wonend in Nieuwegein,
2.       [appellant sub 2], wonend in Nieuwegein,
appellanten,
en
1.       de raad van de gemeente Nieuwegein,
2.       het college van burgemeester en wethouders van Nieuwegein,
verweerders.
Procesverloop
Bij tussenuitspraak van 26 april 2023 heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen zes maanden na de verzending van die uitspraak met in achtneming van hetgeen daarin is overwogen de gebreken in het besluit van 14 juli 2021 te herstellen.
Bij beschikking van 13 november 2023 heeft de Afdeling naar aanleiding van een verzoek daartoe van de raad de in de uitspraak van 26 april 2023 bepaalde termijn verlengd tot en met 31 januari 2024.
Bij besluit van 25 januari 2024 heeft de raad een herstelbesluit genomen.
[appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben daartegen zienswijzen naar voren gebracht.
De raad heeft gereageerd op de zienswijzen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2].
[appellant sub 2] heeft naar aanleiding van de reactie van de raad een reactie toegezonden.
Bij brief van 18 juli 2024 heeft de Afdeling aan partijen medegedeeld dat zij in de na de tussenuitspraak ingediende stukken geen reden ziet voor een nader onderzoek ter zitting en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Overgangsrecht
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet (hierna: Ow) en de Invoeringswet Omgevingswet (hierna: Iw Ow) in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Iw Ow blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Ow ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot dat plan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 5 november 2020 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro), zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
2.       Wanneer er na 1 januari 2024 gedurende de beroepsprocedure over een bestemmingsplan een besluit als bedoeld in artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt genomen, dan geldt dat op dat besluit nog het oude recht van toepassing is. Uit artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet volgt dat het oude recht van toepassing blijft op een beroep tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan tot dit besluit onherroepelijk is. Het bestemmingsplan heeft weliswaar na de inwerkingtreding daarvan te gelden als onderdeel van het tijdelijke deel van het omgevingsplan, maar voor de beroepsprocedure blijft het plan gelden als een bestemmingsplan waarop het oude recht van toepassing is. Als dan tijdens een lopende beroepsprocedure een besluit als bedoeld in artikel 6:19 van de Awb wordt genomen, dan wijzigt dit besluit voor de beroepsprocedure het bestemmingsplan waarop het oude recht van toepassing is. Dit geldt voor een ambtshalve genomen besluit als bedoeld in artikel 6:19 van de Awb en voor een dergelijk besluit na toepassing van een bestuurlijke lus als bedoeld in artikel 8:51a van de Awb. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1174, overweging 25.4.
Inleiding
3.       Het bestemmingsplan "Binnenstad (City) Nieuwegein" heeft betrekking op een deel van de binnenstad van Nieuwegein. Het plan voorziet enerzijds in een planologische verankering van de bestaande situatie, waaronder een deel van de binnenstad dat al gereed is. Zoals het theater De Kom, het stadhuis, het winkelplein rondom Raadstede en de Markt. Anderzijds maakt dit plan op vier locaties nieuwe ontwikkelingen mogelijk. De (her)ontwikkeling van de binnenstad van Nieuwegein wordt mede mogelijk gemaakt door vier andere recent vastgestelde bestemmingsplannen, deze gaan over niet-bestemde 'gaten' in het plangebied. Het gaat om bestemmingsplannen "Stationsgebied en Blok B1", "Doorslagzone", "HN-locatie" en "Binnenstad (City) Nieuwegein - Erfstede".
Voor een nadere beschrijving van het plangebied en de feiten wordt verwezen naar de overwegingen 2 tot en met 7 van de tussenuitspraak.
De tussenuitspraak
4.       Bij tussenuitspraak van 26 april 2023 heeft Afdeling de raad opgedragen om het gebrek in het besluit van 14 juli 2021 te herstellen. De omschrijving van het gebrek volgt uit overweging 19.4 van de tussenuitspraak: "19.4. Uit de Nota Parkeernormen 2011-2015 volgt dat voor gestapelde woningen zonder parkeren op eigen terrein binnen de categorie "Wonen" in het Centrum een parkeernorm geldt van 1,2 tot 1,25 parkeerplaatsen per woning. Er kan een parkeernorm van 1,0 parkeerplaats per woning worden toegepast, als uit een mobiliteitstoets blijkt dat die norm toelaatbaar is. Het Koersdocument 2020-2025 biedt de mogelijkheid om in een bestemmingsplan van de normen in de Nota Parkeernormen 2011-2015 af te wijken. De raad heeft gebruik gemaakt van die mogelijkheid om een lagere norm toe te passen dan de norm die in de Parkeernota 2011-2015 staat. Anders dan de raad stelt, is in de planregels geen parkeernorm van 0,5 per woning, maar een van (0,25 + 0,05 +0,1=) 0,4 per woning opgenomen. Dat is verlaging met meer dan de helft ten opzichte van de parkeerplaatsen die volgens de vrijstellingsnorm uit de Nota Parkeernormen 2011-2015 nodig zouden zijn. Bij dit bestemmingsplan gaat dat, wanneer uit wordt gegaan van een maximum aantal van 1370 woningen, om ongeveer 822 parkeerplaatsen minder. Anders dan de raad stelt, is voor deze parkeernorm niet aangesloten bij de "Gebiedsopgave 2019", omdat daaruit in ieder geval volgt dat de parkeernorm minimaal 0,5 per woning is. De Afdeling is van oordeel dat de raad ook met verwijzing naar de Mobiliteitstoets 2017, de Actualisatietoets 2020 en de Mobiliteitsvisie Nieuwegein 2030 niet voldoende heeft gemotiveerd dat er in dit geval volstaan kan worden met een parkeernorm van 0,4 per woning. Uit deze stukken volgt het beleidsvoornemen van de raad om auto’s te weren uit het plangebied. Niet duidelijk is of alleen sprake is van een beleidsvoornemen, of dat dit beleidsvoornemen ook is onderbouwd met feiten die dit voornemen kunnen dragen. Het besluit is daarom in zoverre in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel."
Het herstelbesluit
5.       Bij besluit van 25 januari 2024 heeft de raad het "Herstelbesluit bestemmingsplan "Binnenstad (City) Nieuwegein"" (hierna: het herstelbesluit) vastgesteld. Uit het besluit volgt dat de parkeernormen voor wonen in de bestemmingen "Centrum - B3", "Gemengd - A2", "Gemengd - A4", "Gemengd - C" aanpassing behoeven en dat deze aanpassing met onderbouwing is verwerkt in de toelichting en regels van het herstelbesluit. De aanpassingen zijn weergegeven in bijlage 1 "Aanvullingen t.o.v. het bestemmingsplan Binnenstad (City) Nieuwegein".
6.       In artikel 24.8 van de planregels is een gewijzigde parkeernorm opgenomen ten opzichte van het besluit van 14 juli 2021. Dat gewijzigde artikel luidt als volgt:
"24.8 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
Ten aanzien van parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik is verzekerd, dat op het bouwperceel waarvoor vergunning wordt verleend of in de omgeving daarvan, wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. Van voldoende parkeergelegenheid is sprake indien deze is aangelegd en in stand wordt gehouden overeenkomstig de in het Koersdocument Parkeren 2020- 2025, of de opvolger daarvan, opgenomen parkeernormen.
b. In afwijking van het bepaalde in de tweede volzin van lid a geldt voor de functie wonen in de bestemmingen 'Centrum - B3', 'Gemengd - A2', 'Gemengd - A4', 'Gemengd - C' dat:
1. van voldoende parkeergelegenheid sprake is indien deze is aangelegd en in stand worden gehouden overeenkomstig in onderstaande tabel opgenomen parkeernormen. De onderstaande parkeernormen zijn gebaseerd op de maatwerk mogelijkheden uit het Koersdocument Parkeren 2020- 2025, of de opvolger daarvan, en de daarin opgenomen standaard parkeernormen voor zover afwijkend van onderstaande tabel, zijn niet van toepassing;
1. in aanvulling op het bepaalde in lid b onder 1 bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, meerdere parkeergelegenheden kunnen worden vervangen van het bewonersdeel van de parkeergelegenheid voor deelauto's met een verhouding van 5:1 (reguliere parkeerplaats : deelauto) met een maximum van 20% van de binnen de bestemmingen 'Centrum - B3', 'Gemengd - A2', 'Gemengd - A4', 'Gemengd - C te realiseren parkeergelegenheid.
c. Indien in de in de leden a en b bedoelde parkeergelegenheid wordt voorzien op eigen terrein, moet de stallingsruimte per auto een afmeting hebben van minimaal 1,80 meter bij 5 meter met daarnaast voldoende in- en uitstapruimte.
d. Gebouwde parkeervoorzieningen zijn uitsluitend overdekt toegestaan.
e. Een bouwwerk waarvan een behoefte aan ruimte voor laden of lossen van goederen wordt verwacht, is slechts toegestaan onder de voorwaarde dat op het bouwperceel of in de omgeving daarvan aan voldoende ruimte voor het laden of lossen van goederen wordt voorzien en in stand wordt gelaten.
f. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in de leden a, b en d en toestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits:
1. dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie of op andere wijze in de nodige parkeergelegenheid;
2. of in laad- of losruimte wordt voorzien."
7.       De nieuwe parkeernorm is onderbouwd aan de hand van de notitie "Onderbouwing parkeernorm Nieuwegein Centrum" van Goudappel van 16 november 2023. Die notitie maakt als bijlage 13 onderdeel uit van de plantoelichting. In die notitie wordt uitgelegd hoe de gehanteerde parkeernormen voor wonen in de bestemmingen "Centrum - B3", "Gemengd - A2", "Gemengd - A4", "Gemengd - C" tot stand zijn gekomen.
In de notitie wordt de gehanteerde parkeernorm voor bewoners als volgt onderbouwd. Uit de notitie volgt dat Goudappel aan de hand van microdata van het CBS inzicht heeft gekregen in het huidig personenautobezit in de binnenstad. De gegevens betreffen het autobezit per bewoonde woning. Deze gegevens zijn gebaseerd op het combineren van gegevens van Goudappel (afkomstig uit eigen analysebestanden/bronnen) en niet-openbare microdata van het CBS over autobezit (inclusief leaseauto’s), woningvoorraad, type, grootte en eigendomssituatie van de woning. De gegevens zijn verder gebaseerd op data van alle kentekenplichtige voertuigen zoals geregistreerd bij de RDW. De gebruikte gegevens betreffende woningvoorraad, eigendomssituatie, samenstelling van huishoudens en de gegevens van de RDW hebben betrekking op de situatie per 1 januari 2022, zo volgt uit de notitie. De gegevens over leaseauto’s hebben betrekking op het jaar 2020. In de notitie staat dat een diepgaand beeld kan worden geven met betrekking tot het aantal auto’s per buurt dat ’s avonds en ’s nachts geparkeerd zal staan. Op basis van deze gegevens wordt in de notitie de conclusie getrokken dat het personenautobezit in de binnenstad op het moment van het schrijven van de notitie per appartement varieert tussen de 0,55 en 1,30 personenauto, afhankelijk van de grootte van het appartement. In deze waarden is nog geen rekening gehouden met deelmobiliteit en ook is er geen verschil gemaakt tussen (sociale) huur- en koopappartementen, zo volgt uit de notitie.
Uit de notitie volgt verder dat het vanuit de gewenste mobiliteitstransitie (zie paragraaf 3.1 van de notitie) voor de gemeente Nieuwegein onwenselijk is de huidige parkeerbehoefte te volgen. Nieuwegein wil een sturend parkeerbeleid volgen, zodat het personenautobezit in de binnenstad beperkt wordt en andere vervoerwijzen als de fiets en het openbaar vervoer prioriteit krijgen. Om die reden wordt een strengere parkeernorm gehanteerd (zie paragraaf 3.3). Dit is volgens de notitie mogelijk, omdat in de binnenstad een parkeerregiem geldt. Het eigen autobezit wordt hiermee beperkt, omdat bewoners niet ‘gratis’ gebruik kunnen maken van de parkeerruimte, zo staat in de notitie.
In de notitie wordt een parkeernorm voor bewoners voorgesteld die door de raad is opgenomen in de tabel in artikel 24.8 van de planregels. Uit de notitie volgt dat die parkeernorm is opgebouwd aan de hand van de CROW-publicatie 381 "Toekomstbestendig parkeren". Er is uitgegaan van de gebiedsindeling sterk stedelijk, binnen de bebouwde kom en centrum. Vanwege de investeringen in fiets en openbaar vervoer en de inzet op de mobiliteitstransitie wordt voor het gebied Nieuwegein Centrum gebruik gemaakt van de minimale parkeerkencijfers, aldus de notitie.
Over deelmobiliteit staat in de notitie dat het mogelijk is om daarmee in te zetten op een duurzame vorm van mobiliteit. In de hiervoor genoemde CROW publicatie 381 staat dat een deelauto 4 tot 8 normale personenauto’s vervangt. De gekozen reductiefactor door de gemeente Nieuwegein is dat 1 deelauto 5 normale personenauto’s vervangt, wat passend is binnen deze range, aldus de notitie. In de notitie staat verder dat deze reductie niet geldt voor de volledige bewonersparkeervraag, omdat dit zou betekenen dat de volledige parkeerbehoefte van bewoners opgelost kan worden met deelauto’s en dat is volgens de notitie niet de verwachting. In de notitie wordt gewezen op vergelijkbare gemeenten zoals Amstelveen en Haarlemmermeer, waar wordt gerekend met maximaal 20% reductie van de parkeerbehoefte van bewoners. Er wordt voorgesteld om dit percentage ook te laten gelden voor de binnenstad.
De parkeernorm voor bezoekers is blijkens de notitie als volgt opgebouwd. Het aandeel bezoekers binnen de hiervoor genoemde CROW-publicatie is standaard 0,3 parkeerplaats per woning. Voor de projectlocatie kan volgens de notitie volstaan worden met een lagere parkeernorm om de volgende redenen:
- Het woonprogramma voorziet voornamelijk in sociale, goedkope en middeldure woningen. In de notitie wordt beargumenteerd dat de parkeerbehoefte van bezoekers in sterk stedelijke gebieden lager is dan 0,3. Factoren die daarbij spelen zijn:
- In de binnenstad is er betaald parkeren, dat ervoor zorgt dat bezoekers minder met de auto zullen komen.
- In de binnenstad is er hoogwaardig openbaar vervoer (tram en bus) aanwezig en wordt er geïnvesteerd in het OV-knooppunt.
- De binnenstad is goed bereikbaar per fiets en er wordt geïnvesteerd in regionale fietspaden en -parkeervoorzieningen.
Daarom is in de notitie geadviseerd om als parkeernorm voor bezoekers 0,1 parkeerplaats per woning te hanteren.
Deze analyse van de parkeerbehoefte vanwege eigen auto’s, deelauto’s en auto’s van bezoekers leidt in de notitie tot de volgende berekening, uitgaande van een totaal aantal woningen van 1370. Als geen rekening wordt gehouden met deelauto’s is dan de parkeerbehoefte 559,4 plaatsen. Die is bepaald door een mix van typen woningen, lopend van sociale huurwoningen tot 80 m2 tot dure koopappartementen groter dan 80 m2. De parkeernormen lopen in die berekening op van 0,3 tot 0,7. De deelmobiliteit zal de parkeerbehoefte van bewoners maximaal met 20% terugbrengen. Dat is een reductie van 20% x 559,4 = 111,9 parkeerplaatsen. Daar staat tegenover dat dan voor deelauto’s weer plekken nodig zijn, maar dan slechts eenvijfde. Dat is dus (111,9 / 5 =) 22,4 (23) parkeerplaatsen. De parkeerbehoefte inclusief deelmobiliteit is daarmee volgens de notitie 559,4 parkeerplaatsen voor bewoners en 137 parkeerplaatsen voor bezoekers. Daar worden 111,9 parkeerplaatsen van afgetrokken als gevolg van deelauto’s en 22,4 parkeerplaatsen voor deelauto’s bij opgeteld. Dat maakt het totaal aan benodigde parkeerplaatsen 606,6 = 606 parkeerplaatsen.
Zienswijzen
8.       [appellant sub 1] heeft in haar zienswijze naar voren gebracht dat de bij besluit van 25 januari 2024 doorgevoerde wijziging van de parkeernorm nog steeds maakt dat er niet in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien. Verder stelt zij zich op het standpunt dat de parkeernormen niet bindend zijn en de wijzigingen dus ook niet. De druk op de omliggende aan- en afvoerwegen zal alleen maar toenemen en dat is alleen in algemene zin in het herstelbesluit betrokken, aldus [appellant sub 1]. In dat verband stelt zij ook aan de orde dat er geen rekening is gehouden met autoverkeerbeperkende maatregelen op omliggende wegen. [appellant sub 1] is er van overtuigd dat nieuwe en huidige bewoners gebruik zullen (blijven) maken van een auto. De nieuwe plannen maken dat de parkeerdruk in de binnenstad toeneemt en dat wordt uitgeweken naar parkeermogelijkheden in aangrenzende wijken waar de parkeerdruk al hoog is.
9.       [appellant sub 2] heeft in haar zienswijze naar voren gebracht dat met het in werking treden van de Omgevingswet op 1 januari 2024 de raad niet langer het bestemmingsplan kon vaststellen, dan wel wijzigen, maar de procedure had dienen te volgen van het wijzigen van het omgevingsplan. Verder voert zij aan dat de in het herstelbesluit opgenomen parkeernorm nog steeds niet in overeenstemming is met de parkeernorm in de Gebiedsopgave 2019. Ze stelt zich voorts op het standpunt dat in het herstelbesluit van de parkeernormen in het koersdocument wordt afgeweken. Volgens haar is dit niet toegestaan, omdat in het koersdocument staat wanneer er sprake is van onenigheid tussen belanghebbenden voor het bepalen van de parkeernormen moet worden teruggevallen op het koersdocument en de daarin opgenomen parkeernormen. Zij voert tevens aan dat de vraag of een woning een koop- of huurwoning is ruimtelijk niet relevant is en dat het besluit geen normen bevat om te bepalen welke woningen goedkoop, middelduur of duur zijn.
Beoordeling
10.     De Afdeling is van oordeel dat de raad de met het herstelbesluit gewijzigde parkeernormen voldoende heeft onderbouwd aan de hand van de notitie "Onderbouwing parkeernorm Nieuwegein Centrum" van Goudappel van 16 november 2023 en dat de raad daarmee heeft voldaan aan de opdracht in de tussenuitspraak. Het door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] in hun zienswijzen naar voren gebrachte geeft geen grond voor een ander oordeel. Zoals aan het begin van deze uitspraak staat was het herstelbesluit nodig omdat de Afdeling in haar tussenuitspraak had geoordeeld dat, kortgezegd, niet deugdelijk was gemotiveerd dat de parkeernormen voldoende waren. In het plan dat toen ter beoordeling stond, kwam het totaal aantal bewonersplekken in de berekening neer op 411, waarbij rekening was gehouden met deelauto’s. In het herstelbesluit is dat 469, ook rekening houdend met deelauto’s. De raad heeft dus niet ervoor gekozen om alleen de motivering te verbeteren, maar ook het aantal bewonersplekken met 58 verhoogd. Het aantal bezoekersplekken waarmee is gerekend is in het oorspronkelijke plan en in het herstelbesluit gelijk. Voor de verdere inhoudelijke overwegingen en een beoordeling van deze zienswijzen wordt verwezen naar de overwegingen 11 tot en met 14 van deze uitspraak.
11.     De raad heeft de parkeernormen niet langer alleen onderbouwd aan de hand van beleidsvoornemens, omdat in het onderzoek het feitelijke personenautobezit in de binnenstad onder andere aan de hand van de microdata van het CBS als uitgangspunt wordt genomen. Verder heeft de raad voor de onderbouwing van de gehanteerde parkeernormen voor bewoners aangesloten bij de parkeerkencijfers uit CROW-publicatie 381. De raad heeft naar het oordeel van de Afdeling gelet op de gegeven motivering mogen aansluiten bij de minimale parkeerkencijfers voor bewoners en heeft daarbij uit mogen gaan van de gebiedsindeling sterk stedelijk, binnen de bebouwde kom en centrum. Uit tabel 3.1 van die publicatie blijkt dat het CROW per woningtype minimale bewonersparkeernormen hanteert die oplopen van 0,3 tot 0,7. In artikel 24.8 van de planregels heeft de raad dezelfde getallen gehanteerd en alleen aan de omschrijvingen van de typen woningen oppervlaktematen toegevoegd. Hij heeft bij zijn motivering voorts mogen betrekken dat het vanuit de gewenste mobiliteitstransitie voor de gemeente Nieuwegein onwenselijk is om de huidige parkeerbehoefte te volgen en dat het een sturend parkeerbeleid wil volgen, zodat het personenautobezit in de binnenstad beperkt wordt en andere vervoerswijzen als de fiets en het openbaar vervoer prioriteit krijgen. De raad heeft onder andere om die reden een strengere parkeernorm dan de standaardparkeernorm uit het koersdocument mogen hanteren. De raad heeft hier verder bij mogen betrekken dat er in de binnenstad betaald parkeren geldt en bewoners niet gratis gebruik kunnen maken van de parkeerruimte, waardoor het eigen autobezit zal worden ontmoedigd.
Verder heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling een parkeernorm voor bezoekers van 0,1 parkeerplaats per woning mogen hanteren. De in dat verband door de raad gegeven motivering, weergegeven in overweging 7 van deze uitspraak, is voldoende. Het is realistisch dat als parkeren in de omgeving duur is, terwijl de bereikbaarheid per openbaar vervoer en fiets heel goed is, juist het effect op de behoefte aan bezoekersplekken groot zal zijn. De raad heeft overtuigend betoogd dat die situatie zich voordoet in dit deel van Nieuwegein, met zijn OV-knooppunt en sneltramverbinding met Utrecht.
Ten slotte heeft de raad voldoende gemotiveerd dat de parkeerbehoefte met maximaal 20% gereduceerd kan worden door het gebruik van deelauto’s. Bij haar oordeel over het percentage van maximaal 20% van de behoefte betrekt de Afdeling dat in de planregels nu niet zonder meer wordt uitgegaan van een reductie van de behoefte aan parkeerplaatsen door het gebruik van deelauto’s. Pas als die plekken zijn opgenomen in een bouwplan, mag de initiatiefnemer rekening houden met, kort gezegd, een vijfde van het aantal dat anders uit artikel 24.8, aanhef en onder b, zou volgen. De reductie is dus niet op voorhand in de parkeernormen ingeboekt, los van de ontwikkelingen in de werkelijkheid. De raad heeft in dit verband zich bovendien mogen baseren op CROW-publicatie 381 waarin staat dat één deelauto 4 tot 8 gewone auto’s vervangt. Met de keuze voor 5 auto’s kiest de raad daarmee voor een behoedzaam uitgangspunt.
12.     De Afdeling zal hierna ingaan op de zienswijzen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2].
13.     [appellant sub 1] heeft alleen gesteld, maar niet aan de hand van bijvoorbeeld een tegenrapport onderbouwd, dat de door de raad gehanteerde parkeernorm nog steeds te laag is. Het door [appellant sub 1] op dit punt aangevoerde treft daarom geen doel.
Verder wordt [appellant sub 1] niet gevolgd in haar betoog dat de gewijzigde parkeernormen niet bindend zouden zijn. De parkeernormen zijn vastgelegd in de planregels en dienen daarmee als toetsingskader voor aanvragen om een omgevingsvergunning en zijn in zoverre bindend.
Zoals hiervoor is overwogen is de Afdeling van oordeel dat de raad de gewijzigde parkeernormen in het hiervoor genoemde artikel voldoende heeft onderbouwd. Ook in het overige door [appellant sub 1] aangevoerd ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het herstelbesluit onvoldoende is gemotiveerd.
14.     [appellant sub 2] wordt niet gevolgd in haar betoog, dat de raad vanwege de inwerkingtreding van de Omgevingswet geen bestemmingsplan meer kon vaststellen. In dat verband wordt verwezen naar overweging 2 van deze uitspraak.
Het door [appellant sub 2] aangevoerde over de Gebiedsopgave 2019 treft geen doel. De Afdeling stelt vast dat de Gebiedsopgave 2019 niet langer als onderbouwing van de parkeernormen voor de woonfuncties in het bestemmingsplan geldt, maar dat gebruik is gemaakt van de maatwerkmogelijkheden die het koersdocument kent. In de notitie van Goudappel is de maatwerkoplossing voor de woonfuncties in het bestemmingsplan onderbouwd. Voor de overige functies gelden de standaard parkeernormen die zijn opgenomen in het koersdocument. Dat [appellant sub 2] zich niet kan vinden in deze maatwerkoplossing betekent niet dat die maatwerkoplossing in strijd is met het koersdocument. Uit het koersdocument volgt dat de raad er voor heeft gekozen dat het parkeerbeleid een onderdeel wordt in een integrale benadering waarin de diverse belangen in onderlinge samenhang worden beschouwd en dat rekening wordt gehouden met de balans tussen beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving met het oog op een duurzame ontwikkeling. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad met de mogelijkheid om tot een maatwerkoplossing te komen niet beoogd om bij onenigheid tussen belanghebbenden altijd terug te vallen op de standaardparkeernormen. Uit het koersdocument volgt immers ook dat belangen zo breed mogelijk in samenhang met elkaar worden gedeeld en op waarde worden gewogen. De raad heeft in dit geval aan de hand van de notitie van Goudappel voldoende gemotiveerd waarom deze maatwerkwerkoplossing in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Zie in dat verband overweging 10 en 11 van deze uitspraak. Dat onder andere [appellant sub 2] zich op het standpunt stelt dat de gehanteerde parkeernormen van de maatwerkoplossing onvoldoende is, leidt op zichzelf niet tot het oordeel dat de raad niet in overeenstemming met het koersdocument heeft gehandeld.
Wat betreft het door [appellant sub 2] naar voren gebrachte, dat het niet ruimtelijk relevant is of een woning wordt gekocht of gehuurd en dat de raad niet aannemelijk heeft gemaakt of dat van invloed is op de parkeerbehoefte, overweegt de Afdeling als volgt. De raad heeft mogen aansluiten bij CROW publicatie 381, waarin ook een onderscheid wordt gemaakt tussen (sociale) huur- en koopappartementen en tussen goedkope en dure appartementen. De Afdeling is van oordeel dat de raad door te verwijzen naar de parkeernormen in de CROW-publicatie de gekozen parkeernormen voldoende heeft onderbouwd. [appellant sub 2] heeft op dit punt alleen gesteld dat de door de raad gehanteerde differentiatie in parkeernormen onvoldoende onderbouwd is, maar heeft niet zelf aan de hand van bijvoorbeeld een deskundigenadvies gemotiveerd waarom deze parkeernormen voor bewoners niet zouden voldoen. [appellant sub 2] wordt ook niet gevolgd in haar betoog dat het besluit geen normen bevat om te bepalen of een woning goedkoop, middelduur of duur is. In de planregels is dit namelijk aan de hand van de gebruiksoppervlakte van de appartementen gedifferentieerd.
Over het door [appellant sub 2] aangevoerde over de vrees voor een toename van de parkeeroverlast door de te hanteren parkeernormen, overweegt de Afdeling als volgt. De raad heeft toegelicht dat er jaarlijks een parkeeronderzoek zal worden uitgevoerd in de gebieden waar betaald parkeren van kracht is en in de omgeving grenzend aan deze gebieden. Waar nodig zullen er maatregelen getroffen worden om, indien daar sprake van is, de parkeerdruk op bepaalde locaties te reguleren, zo heeft de raad toegelicht. Daarbij kan volgens de raad onder meer worden gedacht aan de invoering van parkeren met een parkeervergunning, alsook een uitbreiding van betaald-parkerenzones. De raad heeft verder toegelicht dat het college op 14 mei 2024 het Wijzigingsbesluit Besluit uitgifte parkeervergunningen 2024 heeft genomen, waarin is bepaald dat aan bewoners van nieuwbouwwoningen in parkeerzone C1 die worden (of zijn) opgeleverd na 1 juni 2024 geen parkeervergunning voor bewoners wordt verstrekt. Hiermee heeft de raad volgens de Afdeling voldoende aannemelijk gemaakt dat de parkeeroverlast tot een minimum zal worden beperkt.
Het door [appellant sub 2] naar voren gebrachte leidt dus niet tot het oordeel dat het herstelbesluit onvoldoende is gemotiveerd.
Conclusie en slot
15.     De beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] tegen het besluit van de raad 14 juli 2021 zijn gegrond. Dat besluit komt voor vernietiging in aanmerking. De Afdeling zal bepalen dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven, behalve voor zover het artikel 24.8 van de planregels betreft. De beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] tegen het besluit van de raad van 25 januari 2024 zijn ongegrond. Het beroep van [appellant sub 1] tegen het besluit van het college van 1 september 2021 is ongegrond.
16.     De raad moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2], gericht tegen het besluit van de raad van de gemeente Nieuwegein van 14 juli 2021 gegrond;
II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Nieuwegein van 14 juli 2021, kenmerk 2021-226 en NL.IMR0.0356.BPBI2017-VA02;
III.      bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven, behalve voor zover het artikel 24.8 van de planregels betreft;
IV.      verklaart de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2], gericht tegen het besluit van de raad van de gemeente Nieuwegein van 25 januari 2024 ongegrond;
V.       verklaart het beroep van [appellant sub 1], gericht tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Nieuwegein van 1 september 2021 ongegrond;
VI.      veroordeelt de raad van de gemeente Nieuwegein tot vergoeding van bij [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.312,50;
VII.     gelast dat de raad van de gemeente Nieuwegein aan [appellant sub 1] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 181,00 vergoedt;
VIII.    gelast dat de raad van de gemeente Nieuwegein aan [appellant sub 2] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 181,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzitter, en mr. D.A. Verburg en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.D. Kamphorst-Timmer, griffier.
w.g. Daalder
voorzitter
w.g. Kamphorst-Timmer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2024
776