ECLI:NL:RVS:2024:3914
Raad van State
- Hoger beroep
- M.J.M. Ristra-Peeters
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning asiel
Op 2 mei 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 26 juli 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.W.J.L. Loonen, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. De minister van Asiel en Migratie heeft op verzoek van de Afdeling nadere stukken ingediend.
De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de minister de overdrachtstermijn voor de vreemdeling op grond van de Dublinverordening heeft verlengd tot 1 augustus 2025. De Afdeling neemt aan dat partijen belang hebben bij de behandeling van het hoger beroep, maar geeft geen oordeel over de juistheid van het verlengingsbesluit. De Raad van State oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden.
Uiteindelijk is het hoger beroep ongegrond verklaard en wordt de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Ristra-Peeters, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Huizer, griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 september 2024.