ECLI:NL:RVS:2024:3913
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 31 augustus 2023 zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.A. Krikke, heeft in hoger beroep aangevoerd dat de minister van Asiel en Migratie geen tijdig besluit heeft genomen. Op 7 februari 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid echter wel een besluit genomen, waarbij de aanvraag van de vreemdeling is ingewilligd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat de minister binnen de wettelijk gestelde termijn een besluit heeft genomen. De vreemdeling heeft geen belang bij het hoger beroep, aangezien de minister zijn aanvraag inmiddels heeft ingewilligd.
De Afdeling heeft verder overwogen dat het besluit van 7 februari 2024 van rechtswege onderwerp is van het geding, en dat de vreemdeling bij brief van 14 februari 2024 heeft laten weten het niet eens te zijn met dat besluit. De Afdeling heeft besloten om het van rechtswege ontstane beroep tegen het besluit van 7 februari 2024 te verwijzen naar de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, zodat deze rechtbank het beroep tegen dat besluit kan toetsen. De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is op 30 september 2024 openbaar uitgesproken.