ECLI:NL:RVS:2024:3897
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, verklaarde het beroep op 9 augustus 2023 niet-ontvankelijk. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Woudwijk, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Op 11 december 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag van de vreemdeling ingewilligd, waardoor de vreemdeling het doel van de procedure heeft bereikt. Hierdoor heeft zij geen belang meer bij de beoordeling van het hoger beroep.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. De minister had bij het nemen van het besluit op 11 december 2023 de beslistermijn rechtmatig met negen maanden verlengd. De minister heeft binnen vijftien maanden na indiening van de aanvraag een besluit genomen, en daarom is er geen proceskostenvergoeding verschuldigd. De vreemdeling heeft laten weten het eens te zijn met het besluit van de minister, waardoor er geen beroep van rechtswege is ontstaan.
De uitspraak is gedaan door mr. C.C.W. Lange, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 27 september 2024.