ECLI:NL:RVS:2024:3861

Raad van State

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
202307308/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit van de raad voor rechtsbijstand inzake proceskostenvergoeding voor verleende rechtsbijstand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant], een advocaat, tegen een besluit van de raad voor rechtsbijstand. Bij besluit van 1 november 2022 heeft de raad de vergoeding van [appellant] in mindering gebracht door de toegekende proceskosten in hoger beroep. Dit leidde ertoe dat de vergoeding die [appellant] zou ontvangen op nihil werd gesteld. [appellant] had rechtsbijstand verleend op basis van een toevoeging in een beroepsprocedure. Na afloop van deze procedure verzocht hij de raad om vaststelling van de vergoeding voor zijn verleende rechtsbijstand, waarop een bedrag van € 903,64 aan hem werd uitbetaald. Echter, de rechtzoekende ging in hoger beroep met een andere advocaat, en de Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond, waarbij een proceskostenvergoeding van € 1.496,00 werd toegekend aan de rechtzoekende. Deze vergoeding werd aan de andere advocaat uitgekeerd, die het bedrag vervolgens aan de rechtzoekende overmaakte. De raad voor rechtsbijstand bracht deze toegekende proceskostenvergoeding in mindering op de vergoeding aan [appellant].

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 9 augustus 2024. [appellant] heeft in hoger beroep gronden aangevoerd die grotendeels een herhaling zijn van zijn eerdere argumenten in beroep. De rechtbank had deze gronden gemotiveerd behandeld en [appellant] heeft geen nieuwe redenen aangedragen waarom de beoordeling in de eerdere uitspraak onjuist zou zijn. De Afdeling concludeert dat de raad niet onjuist heeft gehandeld en dat [appellant] bij de civiele rechter terecht kan als hij meent aanspraak te maken op een deel van de in hoger beroep toegekende proceskostenvergoeding. Uiteindelijk is het hoger beroep ongegrond verklaard en wordt de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202307308/1/A2.
Datum uitspraak: 25 september 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 20 oktober 2023 in zaak nr. 23/3011 in het geding tussen:
[appellant]
en
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand.
Procesverloop
Bij besluit van 1 november 2022 heeft de raad de vergoeding van [appellant] in mindering gebracht door toegekende proceskosten in hoger beroep. Hierdoor is de vergoeding die [appellant] toe zou komen op nihil gesteld.
Bij besluit van 29 maart 2023 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 oktober 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 augustus 2024, waar [appellant] en het bestuur van de raad voor rechtsbijstand, vertegenwoordigd door mr. C.W. Wijnstra, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] is advocaat en heeft op basis van een toevoeging rechtsbijstand verleend in een beroepsprocedure. Na afloop van de procedure heeft hij de raad verzocht om vaststelling van de vergoeding voor de door hem verleende rechtsbijstand. Een bedrag van € 903,64 is vervolgens aan [appellant] uitbetaald. De rechtzoekende is echter in hoger beroep gegaan waarin een andere advocaat haar heeft bijgestaan. De Afdeling heeft het hoger beroep gegrond verklaard en aan rechtzoekende een proceskostenvergoeding toegekend voor beide procedures van € 1.496,00. De proceskostenvergoedingen zijn aan de andere advocaat uitgekeerd, die vervolgens het bedrag heeft overgemaakt naar rechtzoekende. Vervolgens heeft de raad de toegekende proceskostenvergoeding in mindering gebracht op de aan [appellant] toegekende vergoeding. Dit betekent dat [appellant] uiteindelijk niets heeft ontvangen voor de rechtsbijstand die hij heeft verleend in de beroepsprocedure.
Beoordeling hoger beroep
2.       De gronden die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn zo goed als een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 11-13 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. De Afdeling voegt daar nog aan toe dat het vervelend is voor [appellant] dat hij als gevolg van de gang van zaken is benadeeld, maar dat de raad niet verkeerd heeft gehandeld. [appellant] kan bij de civiele rechter terecht als hij meent aanspraak op een deel van de in hoger beroep toegekende proceskostenvergoeding te hebben.
Conclusie
3.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank zal worden bevestigd.
4.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J. Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. Drop
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Loon
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 september 2024
284-1112