ECLI:NL:RVS:2024:3851

Raad van State

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
202202115/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging exploitatievergunning passagiersvervoer door college van burgemeester en wethouders van Amsterdam

Op 25 september 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van Rederij Nassau B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 februari 2022. De zaak betreft de wijziging van een exploitatievergunning voor passagiersvervoer voor het vaartuig WM 1, oorspronkelijk verleend aan Sop B.V. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had op 4 juni 2020 de vergunning ambtshalve gewijzigd van onbepaalde tijd naar bepaalde tijd, met een einddatum van 1 maart 2026. Rederij Nassau, als rechtsopvolger van Sop, heeft tegen deze wijziging bezwaar gemaakt, wat door het college ongegrond werd verklaard. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop Rederij Nassau hoger beroep instelde.

De Afdeling heeft in deze uitspraak geoordeeld dat de wijziging van de vergunning niet rechtsgeldig was. De Afdeling heeft vastgesteld dat er in totaal 51 vergelijkbare zaken aanhangig waren, die gelijktijdig zijn behandeld. De Afdeling heeft geoordeeld dat een deel van de algemene gronden van de reders slaagde, wat leidde tot de herroeping van de wijzigingsbesluiten in alle 51 zaken. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het besluit van het college van 27 januari 2021 is eveneens vernietigd. De Afdeling heeft het oorspronkelijke besluit van 4 juni 2020 herroepen, waardoor de oorspronkelijke vergunning weer van kracht is.

Daarnaast heeft de Afdeling het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van Rederij Nassau, die zijn ontstaan door de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De totale kosten zijn vastgesteld op € 1.575,00 voor rechtsbijstand en € 280,80 voor de behandeling van het bezwaar, plus de vergoeding van het griffierecht van € 908,00. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met vergunningverlening en de rechtsbescherming van betrokken partijen.

Uitspraak

202202115/1/A3.
Datum uitspraak: 25 september 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Sop B.V., gevestigd in Amsterdam, thans haar rechtsopvolger Rederij Nassau B.V., gevestigd in Amsterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 februari 2022 in zaak nr. 21/1462 in het geding tussen:
Sop
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 4 juni 2020 heeft het college de voor onbepaalde tijd aan Sop verleende exploitatievergunning voor passagiersvervoer voor het vaartuig WM 1 ambtshalve gewijzigd in een vergunning voor bepaalde tijd, met als einddatum 1 maart 2026 (hierna ook: het wijzigingsbesluit).
Bij besluit van 27 januari 2021 heeft het college het door Sop tegen dit wijzigingsbesluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het bezwaar, voor zover het zich richt tegen jegens andere reders genomen wijzigingsbesluiten, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 22 februari 2022 heeft de rechtbank het door Sop daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft Sop hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Na het instellen van het hoger beroep is de eigendom van het vaartuig WM 1 overgegaan op Rederij Nassau. Zij heeft als rechtsopvolger van Sop de procedure voortgezet.
Bij besluit van 22 april 2024 heeft het college de einddatum van de exploitatievergunning, die in dat besluit is vermeld als 1 maart 2028, verlengd en gewijzigd naar 1 maart 2030.
Het college heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak, met 50 andere zaken zoals vermeld in bijlage 1, op een zitting behandeld op 5 juni 2024, waar Rederij Nassau, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. van Schie, advocaat in Haarlem, en het college, vertegenwoordigd door mr. B.S. Jaasma, mr. M.R. Botman en mr. A.D. Röell, allen advocaten in Den Haag, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       Rederij Nassau is een van de reders die een bestuursrechtelijke procedure voert tegen de wijziging van een exploitatievergunning voor passagiersvervoer van onbepaalde naar bepaalde tijd. Bij de Afdeling waren hierover 51 zaken aanhangig. Deze zaken bevatten veel nagenoeg gelijkluidende gronden van algemene aard. De Afdeling heeft er daarom, net als de rechtbank, voor gekozen om deze zaken gelijktijdig op een zitting te behandelen en de algemene gronden in één uitspraak te beoordelen.
Bij uitspraak van vandaag in zaak nr. 202202112/1/A3 (ECLI:NL:RVS:2024:3732) is de Afdeling tot het oordeel gekomen dat een deel van de algemene gronden slaagt, wat ertoe leidt dat in alle 51 zaken de wijzigingsbesluiten moeten worden herroepen. Voor de motivering van dit oordeel verwijst de Afdeling naar die uitspraak.
2.       Dit betekent dat de Afdeling niet meer toekomt aan de beoordeling van de individuele gronden van de reders, voor zover zij die hebben aangevoerd.
3.       Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 27 januari 2021 alsnog gegrond verklaren en dat besluit vernietigen. De Afdeling zal zelf in de zaak voorzien door het besluit van 4 juni 2020 te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
4.       Het besluit van 22 april 2024 wordt, gelet op artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in samenhang met artikel 6:19, eerste lid, van die wet, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding. Nu met de herroeping van het besluit van 4 juni 2020 aan dit besluit de grondslag is komen te ontvallen, zal de Afdeling dit besluit eveneens vernietigen.
5.       Dit betekent dat de eerder aan Sop (thans: Rederij Nassau) verleende exploitatievergunning weer geldt.
6.       Het college moet de proceskosten van Rederij Nassau vergoeden. Deze bestaan uit kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De gemachtigde heeft in deze zaak en de zaken nrs. 202202112/1/A3, 202202114/1/A3, 202202139/1/A3, 202202151/1/A3, 202202152/1/A3, 202202153/1/A3, 202202160/1/A3, 202202163/1/A3 en 202202180/1/A3 in bezwaar, beroep en hoger beroep nagenoeg gelijkluidende stukken ingediend. Ook zijn de zaken gelijktijdig ter zitting behandeld. Dit zijn daarom samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Deze zaken worden voor de bepaling van de hoogte van de te vergoeden kosten voor rechtsbijstand als één zaak beschouwd, waarbij wegingsfactor 1,5 wordt toegepast omdat het er meer dan vier zijn (onderdeel C1 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht). De vergoeding moet in zoverre worden verdeeld over deze tien appellanten.
Gelet op de omvang en complexiteit van de zaken bestaat verder aanleiding met betrekking tot de proceskosten een additionele wegingsfactor van 1,5 toe te passen (onderdeel C1 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht).
De vergoeding waarop Rederij Nassau op basis van deze berekening recht heeft, staat hierna in de beslissing.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 februari 2022 in zaak nr. 21/1462;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.      vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam van 27 januari 2021, kenmerk DJ.20.011631.001;
V.       herroept het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam van 4 juni 2020, kenmerk WN2019-006602;
VI.      bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VII.     vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van 22 april 2024, kenmerk NT2024-001288;
VIII.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam tot vergoeding van bij Rederij Nassau B.V. in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.575,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IX.      veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam tot vergoeding van bij Rederij Nassau B.V. in verband met de behandeling van het bezwaar opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 280,80, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
X.       gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam aan Rederij Nassau B.V. het voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 908,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W. den Ouden, voorzitter, en mr. C.M. Wissels en mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. de Vries-Biharie, griffier.
w.g. Den Ouden
voorzitter
w.g. De Vries-Biharie
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 september 2024
611
BIJLAGE 1 - Overzicht zaaknummers
202201614/1/A3     202202033/1/A3     202202115/1/A3
202201765/1/A3     202202034/1/A3     202202139/1/A3
202201766/1/A3    202202035/1/A3    202202151/1/A3
202201777/1/A3    202202037/1/A3    202202152/1/A3
202201778/1/A3    202202039/1/A3    202202153/1/A3
202201779/1/A3    202202042/1/A3    202202160/1/A3
202201780/1/A3    202202045/1/A3    202202163/1/A3
202201781/1/A3    202202046/1/A3    202202180/1/A3
202201783/1/A3    202202049/1/A3    202202181/1/A3
202201785/1/A3    202202050/1/A3    202202182/1/A3
202201786/1/A3    202202053/1/A3    202202200/1/A3
202201788/1/A3     202202075/1/A3    202202201/1/A3
202201801/1/A3    202202076/1/A3    202202233/1/A3
202201829/1/A3    202202077/1/A3
202201834/1/A3    202202078/1/A3
202201937/1/A3    202202079/1/A3
202201941/1/A3    202202091/1/A3
202202019/1/A3    202202112/1/A3
202202031/1/A3    202202114/1/A3