ECLI:NL:RVS:2024:3841

Raad van State

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
202201783/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging en verlenging van exploitatievergunning voor passagiersvervoer door Starboard Boats B.V.

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van Starboard Boats B.V. tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft op 4 juni 2020 de exploitatievergunning voor passagiersvervoer van Starboard Boats gewijzigd van onbepaalde naar bepaalde tijd. Deze vergunning verloopt op 1 maart 2028. Op 22 april 2024 heeft het college de vergunning verlengd met twee jaar, maar dit besluit is door Starboard Boats aangevochten. De rechtbank verklaarde het beroep van Starboard Boats ongegrond, waarna het hoger beroep volgde. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 5 juni 2024, samen met 50 andere vergelijkbare zaken. De Afdeling oordeelt dat de wijziging van de vergunning niet rechtmatig was en dat de eerdere vergunning voor onbepaalde tijd weer van kracht moet worden. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank en herroept de besluiten van het college van 4 juni 2020 en 22 april 2024. Tevens wordt het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van Starboard Boats.

Uitspraak

202201783/1/A3.
Datum uitspraak: 25 september 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Starboard Boats B.V., gevestigd te Amsterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 februari 2022 in zaak nr. 21/790 in het geding tussen:
Starboard Boats
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 4 juni 2020 heeft het college de exploitatievergunning voor passagiersvervoer van Starboard Boats gewijzigd in een exploitatievergunning voor bepaalde tijd (hierna ook: het wijzigingsbesluit).
Bij besluit van 29 december 2020 heeft het college het door Starboard Boats daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 februari 2022 heeft de rechtbank het door Starboard Boats daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft Starboard Boats hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Starboard Boats en het college hebben nadere stukken ingediend.
Bij besluit van 22 april 2024 heeft het college de einddatum van de exploitatievergunning voor het vaartuig De Manke Monnik verlengd met twee jaar en die is daarmee geldig tot 1 maart 2030.
Starboard Boats heeft gronden ingediend tegen dat besluit.
De Afdeling heeft de zaak, met 50 andere zaken zoals vermeld in bijlage 1, op een zitting behandeld op 5 juni 2024, waar Starboard Boats, vertegenwoordigd door mr. J. Monster, rechtsbijstandverlener te Leiderdorp, en het college, vertegenwoordigd door mr. B.S. Jaasma, mr. M.R. Botman en mr. A.D. Röell, advocaten te Den Haag, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       Starboard Boats had een exploitatievergunning voor onbepaalde tijd voor het vaartuig De Manke Monnik. Bij besluit van 4 juni 2020 heeft het college deze exploitatievergunning gewijzigd in een vergunning voor bepaalde tijd. De exploitatievergunning verloopt op 1 maart 2028.
2.       Bij besluit van 22 april 2024 heeft het college de exploitatievergunning voor dat vaartuig verlengd met twee jaar. Volgens het college is het niet mogelijk om binnen de resterende tijd een zorgvuldige uitgifteronde voor de tranche 2026 te organiseren. Het college heeft daarom besloten de geplande uitgifterondes voor nieuwe vergunningen per 1 maart 2026, 2028 en 2030 uit te stellen met twee jaar.
3.       Starboard Boats is een van de reders die een bestuursrechtelijke procedure is begonnen tegen de wijziging van een exploitatievergunning voor de passagiersvaart van onbepaalde naar bepaalde tijd. Bij de Afdeling zijn hierover 51 zaken aanhangig. Deze zaken bevatten veel nagenoeg gelijkluidende gronden van algemene aard. De Afdeling heeft er daarom, net als de rechtbank, voor gekozen om deze zaken gelijktijdig op een zitting te behandelen en de algemene gronden in één uitspraak te beoordelen. Bij uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2024:3732, is de Afdeling tot het oordeel gekomen dat een deel van de algemene gronden slaagt, wat ertoe leidt dat in alle 51 zaken de wijzigingsbesluiten moeten worden herroepen. Voor de motivering van dit oordeel verwijst de Afdeling naar die uitspraak.
4.       Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 29 december 2020 alsnog gegrond verklaren en dat besluit vernietigen. De Afdeling zal zelf in de zaak voorzien door de besluiten van 4 juni 2020 te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
5.       Het besluit van 22 april 2024 wordt, gelet op artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in samenhang met artikel 6:19, eerste lid, van die wet, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding. Nu met de herroeping van het besluit van 4 juni 2020 aan dit besluit de grondslag is komen te ontvallen, zal de Afdeling dit besluit eveneens vernietigen.
6.       Dit betekent dat de eerder voor onbepaalde tijd aan Starboard Boats verleende exploitatievergunning weer geldt.
7.       Het college moet de proceskosten van Starboard Boats vergoeden. Deze bestaan uit kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De gemachtigde heeft in deze zaak en de zaken nrs. 202201765/1/A3, 202201766/1/A3, 202201777/1/A3, 202201778/1/A3, 202201779/1/A3, 202201780/1/A3, 202201781/1/A3, 202201785/1/A3, 202201786/1/A3, 202201788/1/A3, 202201829/1/A3, 202201834/1/A3 en 202201941/1/A3, in bezwaar, beroep en hoger beroep nagenoeg gelijkluidende stukken ingediend. Ook zijn de zaken gelijktijdig ter zitting behandeld. Dit zijn daarom samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Deze zaken worden voor de bepaling van de hoogte van de te vergoeden kosten voor rechtsbijstand als één zaak beschouwd, waarbij wegingsfactor 1,5 wordt toegepast omdat het er meer dan vier zijn (onderdeel C1 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht). De vergoeding moet in zoverre worden verdeeld over deze veertien appellanten.
In deze zaak en de zaken nrs. 202201765/1/A3, 202201777/1/A3, 202201779/1/A3, 202201780/1/A3, 202201781/1/A3, 202201785/1/A3, 202201786/1/A3, 202201788/1/A3, 202201829/1/A3, 202201834/1/A3, 202201941/1/A3, 202202139/1/A3 en 202202163/1/A3 heeft de gemachtigde nagenoeg gelijkluidende stukken ingediend tegen de besluiten van 22 april 2024 waarbij de einddatum van de exploitatievergunningen is verlengd. Ook hiervoor geldt dat dit samenhangende zaken zijn, waarbij wegingsfactor 1,5 wordt toegepast omdat het er meer dan vier zijn. De vergoeding moet in zoverre worden verdeeld over deze veertien appellanten.
Gelet op de omvang en complexiteit van de zaken bestaat verder aanleiding met betrekking tot de proceskosten een additionele wegingsfactor van 1,5 toe te passen (onderdeel C1 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht).
De vergoeding waarop Starboard Boats op basis van deze berekening recht heeft, staat hierna in de beslissing.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 februari 2022 in zaak nr. 21/790;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.      vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam van 29 december 2020, kenmerk: DJ.20.011435.001;
V.       herroept het besluit van 4 juni 2020, kenmerk: WN2019-006605;
VI.      bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VII.     vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam van 22 april 2024, kenmerk: NT2024-001078;
VIII.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam tot vergoeding van bij Starboard Boats B.V. in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.265,62, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IX.      veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam tot vergoeding van bij Starboard Boats B.V. in verband met de behandeling van het bezwaar opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 175,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
X.       gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam aan Starboard Boats B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 908,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W. den Ouden, voorzitter, en mr. C.M. Wissels en mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.R. Renkema, griffier.
w.g. Den Ouden
voorzitter
w.g. Renkema
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 september 2024
1071
BIJLAGE 1 - Overzicht zaaknummers
202201614/1/A3     202202033/1/A3     202202115/1/A3
202201765/1/A3     202202034/1/A3     202202139/1/A3
202201766/1/A3    202202035/1/A3    202202151/1/A3
202201777/1/A3    202202037/1/A3    202202152/1/A3
202201778/1/A3    202202039/1/A3    202202153/1/A3
202201779/1/A3    202202042/1/A3    202202160/1/A3
202201780/1/A3    202202045/1/A3    202202163/1/A3
202201781/1/A3    202202046/1/A3    202202180/1/A3
202201783/1/A3    202202049/1/A3    202202181/1/A3
202201785/1/A3    202202050/1/A3    202202182/1/A3
202201786/1/A3    202202053/1/A3    202202200/1/A3
202201788/1/A3     202202075/1/A3    202202201/1/A3
202201801/1/A3    202202076/1/A3    202202233/1/A3
202201829/1/A3    202202077/1/A3
202201834/1/A3    202202078/1/A3
202201937/1/A3    202202079/1/A3
202201941/1/A3    202202091/1/A3
202202019/1/A3    202202112/1/A3
202202031/1/A3    202202114/1/A3