ECLI:NL:RVS:2024:3838

Raad van State

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
202201780/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging exploitatievergunningen voor passagiersvervoer door Rederij Friendship B.V. en hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam

Op 25 september 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in het hoger beroep van Rederij Friendship B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 februari 2022. De zaak betreft de wijziging van zes exploitatievergunningen voor passagiersvervoer van Rederij Friendship, die oorspronkelijk voor onbepaalde tijd waren verleend, maar door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam op 4 juni 2020 zijn gewijzigd in vergunningen voor bepaalde tijd. Deze vergunningen hebben verschillende einddata, variërend van 1 maart 2026 tot 1 maart 2030. In een besluit van 22 april 2024 heeft het college de einddata van deze vergunningen met twee jaar verlengd, wat Rederij Friendship heeft aangevochten.

De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van Rederij Friendship ongegrond, waarna het hoger beroep volgde. De Afdeling heeft de zaak op 5 juni 2024 behandeld, waarbij Rederij Friendship werd vertegenwoordigd door mr. J. Monster en het college door mr. B.S. Jaasma, mr. M.R. Botman en mr. A.D. Röell. De Afdeling heeft vastgesteld dat de wijzigingsbesluiten van 4 juni 2020 onterecht waren en heeft deze herroepen. De Afdeling oordeelde dat de besluiten van 22 april 2024, die de einddata van de vergunningen verlengden, ook vernietigd moesten worden, omdat ze hun grondslag verloren door de herroeping van de eerdere besluiten.

De uitspraak leidt ertoe dat de oorspronkelijke exploitatievergunningen voor onbepaalde tijd weer van kracht zijn. Daarnaast is het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van Rederij Friendship, die zijn ontstaan door de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De totale kostenvergoeding bedraagt € 1.265,62 voor rechtsbijstand en € 175,50 voor de behandeling van het bezwaar, naast de terugbetaling van het griffierecht van € 908,00.

Uitspraak

202201780/1/A3.
Datum uitspraak: 25 september 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Rederij Friendship B.V., gevestigd te Amsterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 februari 2022 in zaak nr. 21/787 in het geding tussen:
Rederij Friendship
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
Procesverloop
Bij zes besluiten van 4 juni 2020 heeft het college exploitatievergunningen voor passagiersvervoer van Rederij Friendship gewijzigd in exploitatievergunningen voor bepaalde tijd (hierna ook: de wijzigingsbesluiten).
Bij besluit van 29 december 2020 heeft het college het door Rederij Friendship daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 februari 2022 heeft de rechtbank het door Rederij Friendship daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft Rederij Friendship hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Rederij Friendship en het college hebben nadere stukken ingediend.
Bij besluiten van 22 april 2024 heeft het college de einddatum van de exploitatievergunningen die zouden verlopen op 1 maart 2026, 1 maart 2028 of 1 maart 2030 verlengd tot 1 maart 2028, 1 maart 2030 of 1 maart 2032.
Rederij Friendship heeft gronden ingediend tegen die besluiten.
De Afdeling heeft de zaak, met 50 andere zaken zoals vermeld in bijlage 1, op een zitting behandeld op 5 juni 2024, waar Rederij Friendship, vertegenwoordigd door mr. J. Monster, rechtsbijstandverlener te Leiderdorp, en het college, vertegenwoordigd door mr. B.S. Jaasma, mr. M.R. Botman en mr. A.D. Röell, advocaten te Den Haag, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       Rederij Friendship had zes exploitatievergunningen voor onbepaalde tijd voor de vaartuigen Curacao, Dyos, Friendship, HAL, Oceans en Sunshine. Bij de besluiten van 4 juni 2020 heeft het college deze exploitatievergunningen gewijzigd in vergunningen voor bepaalde tijd. De exploitatievergunningen verlopen op 1 maart 2026, 1 maart 2028 of 1 maart 2030.
2.       Bij besluit van 22 april 2024 heeft het college de exploitatievergunningen voor deze vaartuigen verlengd met twee jaar. Volgens het college is het niet mogelijk om binnen de resterende tijd een zorgvuldige uitgifteronde voor de tranche 2026 te organiseren. Het college heeft daarom besloten de geplande uitgifterondes voor nieuwe vergunningen per 1 maart 2026, 2028 en 2030 uit te stellen met twee jaar.
3.       Rederij Friendship is een van de reders die een bestuursrechtelijke procedure is begonnen tegen de wijziging van een exploitatievergunning voor de passagiersvaart van onbepaalde naar bepaalde tijd. Bij de Afdeling zijn hierover 51 zaken aanhangig. Deze zaken bevatten veel nagenoeg gelijkluidende gronden van algemene aard. De Afdeling heeft er daarom, net als de rechtbank, voor gekozen om deze zaken gelijktijdig op een zitting te behandelen en de algemene gronden in één uitspraak te beoordelen. Bij uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2024:3732, is de Afdeling tot het oordeel gekomen dat een deel van de algemene gronden slaagt, wat ertoe leidt dat in alle 51 zaken de wijzigingsbesluiten moeten worden herroepen. Voor de motivering van dit oordeel verwijst de Afdeling naar die uitspraak.
4.       Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 29 december 2020 alsnog gegrond verklaren en dat besluit vernietigen. De Afdeling zal zelf in de zaak voorzien door de besluiten van 4 juni 2020 te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
5.       De besluiten van 22 april 2024 worden, gelet op artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in samenhang met artikel 6:19, eerste lid, van die wet, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding. Nu met de herroeping van de besluiten van 4 juni 2020 aan deze besluiten de grondslag is komen te ontvallen, zal de Afdeling deze besluiten eveneens vernietigen.
6.       Dit betekent dat de eerder voor onbepaalde tijd aan Rederij Friendship verleende exploitatievergunningen weer gelden.
7.       Het college moet de proceskosten van Rederij Friendship vergoeden. Deze bestaan uit kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De gemachtigde heeft in deze zaak en de zaken nrs. 202201765/1/A3, 202201766/1/A3, 202201777/1/A3, 202201778/1/A3, 202201779/1/A3, 202201781/1/A3, 202201783/1/A3, 202201785/1/A3, 202201786/1/A3, 202201788/1/A3, 202201829/1/A3, 202201834/1/A3 en 202201941/1/A3, in bezwaar, beroep en hoger beroep nagenoeg gelijkluidende stukken ingediend. Ook zijn de zaken gelijktijdig ter zitting behandeld. Dit zijn daarom samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Deze zaken worden voor de bepaling van de hoogte van de te vergoeden kosten voor rechtsbijstand als één zaak beschouwd, waarbij wegingsfactor 1,5 wordt toegepast omdat het er meer dan vier zijn (onderdeel C1 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht). De vergoeding moet in zoverre worden verdeeld over deze veertien appellanten.
In deze zaak en de zaken nrs. 202201765/1/A3, 202201777/1/A3, 202201779/1/A3, 202201781/1/A3, 202201783/1/A3, 202201785/1/A3, 202201786/1/A3, 202201788/1/A3, 202201829/1/A3, 202201834/1/A3, 202201941/1/A3, 202202139/1/A3 en 202202163/1/A3 heeft de gemachtigde nagenoeg gelijkluidende stukken ingediend tegen de besluiten van 22 april 2024 waarbij de einddatum van de exploitatievergunningen is verlengd. Ook hiervoor geldt dat dit samenhangende zaken zijn, waarbij wegingsfactor 1,5 wordt toegepast omdat het er meer dan vier zijn. De vergoeding moet in zoverre worden verdeeld over deze veertien appellanten.
Gelet op de omvang en complexiteit van de zaken bestaat verder aanleiding met betrekking tot de proceskosten een additionele wegingsfactor van 1,5 toe te passen (onderdeel C1 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht).
De vergoeding waarop Rederij Friendship op basis van deze berekening recht heeft, staat hierna in de beslissing.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 februari 2022 in zaak nr. 21/787;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.      vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam van 29 december 2020, kenmerk: DJ.20.011421.001;
V.       herroept de besluiten van 4 juni 2020, kenmerken: WN2019-006363, WN2019-006364, WN2019-006365, WN2019-006366, WN2019-006367 en WN2019-006368;
VI.      bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VII.     vernietigt de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam van 22 april 2024, kenmerken: NT2024-001071, NT2024-001084, NT2024-001105, NT2024-001114, NT2024-001195 en NT2024-001258;
VIII.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam tot vergoeding van bij Rederij Friendship B.V. in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.265,62, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IX.      veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam tot vergoeding van bij Rederij Friendship B.V. in verband met de behandeling van het bezwaar opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 175,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
X.       gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam aan Rederij Friendship B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 908,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W. den Ouden, voorzitter, en mr. C.M. Wissels en mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.R. Renkema, griffier.
w.g. Den Ouden
voorzitter
w.g. Renkema
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 september 2024
1071
BIJLAGE 1 - Overzicht zaaknummers
202201614/1/A3     202202033/1/A3     202202115/1/A3
202201765/1/A3     202202034/1/A3     202202139/1/A3
202201766/1/A3    202202035/1/A3    202202151/1/A3
202201777/1/A3    202202037/1/A3    202202152/1/A3
202201778/1/A3    202202039/1/A3    202202153/1/A3
202201779/1/A3    202202042/1/A3    202202160/1/A3
202201780/1/A3    202202045/1/A3    202202163/1/A3
202201781/1/A3    202202046/1/A3    202202180/1/A3
202201783/1/A3    202202049/1/A3    202202181/1/A3
202201785/1/A3    202202050/1/A3    202202182/1/A3
202201786/1/A3    202202053/1/A3    202202200/1/A3
202201788/1/A3     202202075/1/A3    202202201/1/A3
202201801/1/A3    202202076/1/A3    202202233/1/A3
202201829/1/A3    202202077/1/A3
202201834/1/A3    202202078/1/A3
202201937/1/A3    202202079/1/A3
202201941/1/A3    202202091/1/A3
202202019/1/A3    202202112/1/A3
202202031/1/A3    202202114/1/A3