ECLI:NL:RVS:2024:3812

Raad van State

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
202405048/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

Op 25 september 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een asielzaak. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 3 oktober 2022 door de minister van Asiel en Migratie was afgewezen. De minister had de vreemdeling opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en een inreisverbod uitgevaardigd. De vreemdeling ging in beroep tegen deze beslissing, en op 15 juli 2024 verklaarde de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, het beroep gegrond en vernietigde het besluit van de minister, maar handhaafde de rechtsgevolgen voor de afwijzing van de verblijfsvergunning.

In het hoger beroep dat de vreemdeling heeft ingesteld, verzocht hij de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij opvang en verstrekkingen zou ontvangen gedurende de procedure. De voorzieningenrechter heeft de belangen van zowel de vreemdeling als de minister afgewogen. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter besloten om het verzoek om voorlopige voorziening af te wijzen, waarbij werd opgemerkt dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag, 25 september 2024.

Uitspraak

202405048/2/V2.
Datum uitspraak: 25 september 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 15 juli 2024 in zaak nr. NL22.20261 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 3 oktober 2022 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen, hem opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en tegen hem een inreisverbod uitgevaardigd.
Bij uitspraak van 15 juli 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan in stand blijven voor zover dat ziet op de afwijzing van de aanvraag om de vreemdeling een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij hangende zijn hoger beroep opvang en verstrekkingen krijgt.
2.       Gelet op de belangen die aan de zijde van de vreemdeling en die aan de zijde van de minister naar voren zijn gebracht, treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Iedema, griffier.
w.g. De Poorter
voorzieningenrechter
w.g. Iedema
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 september 2024
897/915