ECLI:NL:RVS:2024:3802

Raad van State

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
202404387/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit over bestemmingsplan Eurocircuit

Op 24 september 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in de zaak tussen Vereniging Groen en Heem Valkenswaard e.o. en de raad van de gemeente Valkenswaard. De zaak betreft het beroep van Groen en Heem tegen het niet tijdig nemen van een besluit omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan 'Eurocircuit'. Dit is het tweede beroep van Groen en Heem, nadat eerder, op 20 december 2023, de Afdeling had geoordeeld dat het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd moest worden. De raad was toen opgedragen om uiterlijk op 16 mei 2024 een besluit vast te stellen en dit bekend te maken, met een dwangsom van € 100,00 per dag voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, tot een maximum van € 15.000,00.

In de huidige uitspraak heeft de Afdeling vastgesteld dat de raad niet tijdig heeft beslist over het bestemmingsplan, waardoor het beroep van Groen en Heem gegrond is verklaard. De Afdeling heeft de raad opgedragen om uiterlijk op 15 oktober 2024 alsnog een besluit te nemen over het bestemmingsplan 'Eurocircuit'. Tevens is een nieuwe dwangsom vastgesteld van € 150,00 per dag, met een maximum van € 22.500,00, die verbeurd wordt vanaf 15 oktober 2024 als de raad nog steeds geen besluit heeft genomen. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden aan Groen en Heem.

Deze uitspraak is gedaan met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij de Afdeling de raad heeft gewezen op de noodzaak om tijdig te beslissen en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichting. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de mogelijkheden voor belanghebbenden om hiertegen op te komen.

Uitspraak

202404387/1/R2.
Datum uitspraak: 24 september 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:
Vereniging Groen en Heem Valkenswaard e.o., gevestigd in Valkenswaard (hierna: Groen en Heem),
appellante,
en
de raad van de gemeente Valkenswaard
verweerder.
Procesverloop
Groen en Heem heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit omtrent vaststelling van het bestemmingsplan "Eurocircuit".
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet en wettelijk kader
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Voor de beoordeling van een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp ambtshalve vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd, blijft het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit omtrent de vaststelling van dat bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 12 mei 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro), zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
2.       De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
De zaak
3.       Deze zaak gaat over het tweede beroep van Groen en Heem tegen het uitblijven van een besluit over het plan "Eurocircuit".
4.       In de uitspraak van 20 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4872, heeft de Afdeling op een eerder beroep van Groen en Heem en anderen over hetzelfde ontwerpplan geoordeeld dat het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit moet worden vernietigd. De raad is toen opgedragen om uiterlijk op 16 mei 2024 een besluit vast te stellen en dit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken. In die uitspraak heeft de Afdeling tevens bepaald dat de raad aan Groen en Heem en anderen een dwangsom verbeurt voor elke dag waarmee de raad deze termijn overschrijdt, waarbij de hoogte van de dwangsom € 100,00 per dag bedraagt, met een maximum van €15.000,00.
5.       Bij brief van 1 juli 2024 heeft Groen en Heem de raad in gebreke gesteld. Vervolgens heeft Groen en Heem na het verstrijken van de termijn van twee weken als bedoeld in artikel 6:12 van de Awb, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De ingebrekestelling was overigens onverplicht (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 8 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:673, onder 8 en 9). Groen en Heem verzoekt de Afdeling de raad op te dragen overeenkomstig artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb binnen een door de Afdeling te bepalen termijn alsnog te besluiten omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan, dit onder oplegging van een dwangsom voor elke dag dat die termijn overschrijdt als bedoeld in artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
6.       Bij een beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit blijft procesbelang in beginsel bestaan zolang er nog geen besluit is, ook als een eerder opgelegde dwangsom nog niet volledig is verbeurd. Vergelijk de uitspraak van 16 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1687.
7.       Omdat de raad niet alsnog heeft beslist omtrent het bestemmingsplan, is het beroep van Groen en Heem kennelijk gegrond en moet het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit worden vernietigd.
8.       Gelet op het voorgaande en gezien artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb dient de raad alsnog een besluit te nemen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan. De Afdeling zal daartoe een termijn op grond van artikel 8:55d,derde lid, stellen.
Wat de datum van bekendmaking van dit besluit betreft dient rekening gehouden te worden met de in artikel 3.8, derde, vierde en zesde lid, van de Wro genoemde termijnen.
De Afdeling bepaalt verder met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat de raad een dwangsom aan Groen en Heem verbeurt voor iedere dag dat in gebreke blijft de uitspraak na te leven. Omdat de Afdeling de raad al eerder in de uitspraak van 20 december 2023 heeft gelast een besluit te nemen op uiterlijk 16 mei 2024 en hieraan dwangsommen heeft verbonden, ziet de Afdeling aanleiding in dit geval de dwangsom vast te stellen op € 150,00 per dag met een maximum van € 22.500,00.
De Afdeling zal bepalen dat de bij deze uitspraak  vastgestelde dwangsom wordt verbeurd vanaf de dag die volgt op de dag waarop de eerder in de uitspraak van de Afdeling van 20 december 2023 vastgestelde dwangsom volledig is verbeurd, namelijk op 14 oktober 2024. Dit betekent dus dat de bij deze uitspraak vastgestelde dwangsom met ingang van 15 oktober wordt verbeurd wanneer de raad op die laatstgenoemde datum nog steeds niet een besluit over het plan ‘Eurocircuit’ heeft genomen.
9.       Gelet op artikel 6:12, derde lid, van de Awb is voorafgaand aan een nieuw beroep over het niet-tijdig beslissen een ingebrekestelling niet nodig.
10.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep gegrond;
II.       vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit omtrent vaststelling van het bestemmingsplan  "Eurocircuit";
III.      draagt de raad van de gemeente Valkenswaard op om uiterlijk op 15 oktober 2024 een besluit vast te stellen omtrent het bestemmingsplan "Eurocircuit" en dit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
IV.      bepaalt dat de raad van de gemeente Valkenswaard aan Vereniging Groen en Heem Valkenswaard e.o. en anderen een dwangsom verbeurt voor elke dag waarmee de raad van de gemeente Valkenswaard de hiervoor genoemde termijn voor de bekendmaking van het besluit overschrijdt, waarbij de hoogte van de dwangsom € 150,00 per dag bedraagt, met een maximum van € 22.500,00;
V.       gelast dat de raad van de gemeente Valkenswaard aan Vereniging Groen en Heem Valkenswaard e.o. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 371,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Scheele, griffier.
w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Scheele
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 september 2024
723
BIJLAGE
ALGEMENE WET BESTUURSRECHT
Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen
Titel 1.1. Definities en reikwijdte
Artikel 1:2
1.       Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
[…]
Artikel 3:11
1.       Het bestuursorgaan legt het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage.
[…]
4.       De stukken liggen ter inzage gedurende de in artikel 3:16, eerste lid, bedoelde termijn.
Artikel 3:16
1.       De termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen en het uitbrengen van adviezen als bedoeld in afdeling 3.3, bedraagt zes weken, tenzij bij wettelijk voorschrift een langere termijn is bepaald.
2.       De termijn vangt aan met ingang van de dag waarop het ontwerp ter inzage is gelegd.
[…]
Afdeling 3.6 Bekendmaking en mededeling
Artikel 3:40
Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.
Hoofdstuk 6. Algemene bepalingen over bezwaar en beroep
Afdeling 6.1. Inleidende bepalingen
Artikel 6:2
Voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep worden met een besluit gelijkgesteld:
a.       […], en
b.       het niet tijdig nemen van een besluit.
Afdeling 6.2. Overige algemene bepalingen
Artikel 6:12
1.       Indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit dan wel het niet tijdig bekendmaken van een van rechtswege verleende beschikking, is het niet aan een termijn gebonden.
2.       Het beroepschrift kan worden ingediend zodra:
a.       het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen of een van rechtswege verleende beschikking bekend te maken, en
b.       twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
[…]
4.       Het beroep is niet-ontvankelijk indien het beroepschrift onredelijk laat is ingediend.
Hoofdstuk 8 Bijzondere bepalingen over de wijze van procederen bij de bestuursrechter
Titel 8.2 Behandeling van het beroep in eerste aanleg
Afdeling 8.2.4 Vereenvoudigde behandeling
Artikel 8:54
1.       Totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, kan de bestuursrechter het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat:
a.        de bestuursrechter kennelijk onbevoegd is,
b.        het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is,
c.        het beroep kennelijk ongegrond is, of
d.        het beroep kennelijk gegrond is.
2.        In de uitspraak na toepassing van het eerste lid worden partijen gewezen op artikel 8:55, eerste lid.
Afdeling 8.2.4a Beroep bij niet tijdig handelen
Artikel 8:55b
1.        Indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, doet de bestuursrechter binnen acht weken nadat het beroepschrift is ontvangen en aan de vereisten van artikel 6:5 is voldaan, uitspraak met toepassing van artikel 8:54, tenzij de bestuursrechter een onderzoek ter zitting nodig acht.
[…]
Artikel 8:55d
1.       Indien het beroep gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt de bestuursrechter dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt.
2.       De bestuursrechter verbindt aan zijn uitspraak een nadere dwangsom voor iedere dag dat het bestuursorgaan in gebreke blijft de uitspraak na te leven. De artikelen 611c en 611g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
3.       In bijzondere gevallen of indien de naleving van andere wettelijke voorschriften daartoe noopt, kan de bestuursrechter een andere termijn bepalen of een andere voorziening treffen.
WET RUIMTELIJKE ORDENING
Hoofdstuk 3 Bestemmings- en inpassingsplannen
Afdeling 3.2 Bepalingen omtrent de procedure van het bestemmingsplan
Artikel 3.8
1.       Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat:
[…]
d.       de gemeenteraad binnen twaalf weken na de termijn van terinzageligging beslist omtrent vaststelling van het bestemmingsplan.
[…]
3.       De bekendmaking van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan geschiedt binnen twee weken na de vaststelling. In afwijking van artikel 3:1, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht zijn op een besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan de artikelen 3:43, 3:44 en 3:45 en afdeling 3.7 van die wet van toepassing.
4.       In afwijking van het derde lid wordt het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan zes weken na de vaststelling bekendgemaakt, indien door gedeputeerde staten, Onze Minister of Onze Minister wie het aangaat een zienswijze is ingediend en deze niet volledig is overgenomen of indien de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan daarin wijzigingen heeft aangebracht ten opzichte van het ontwerp, anders dan op grond van zienswijzen van gedeputeerde staten, Onze Minister of Onze Minister wie het aangaat. In zodanig geval zenden burgemeester en wethouders na de vaststelling onverwijld langs elektronische weg het raadsbesluit aan gedeputeerde staten onderscheidenlijk Onze Minister of Onze Minister wie het aangaat.
[…]
6.       Indien aan de in het vierde lid bedoelde voorwaarden is voldaan kunnen gedeputeerde staten onderscheidenlijk Onze Minister, onverminderd andere aan hen toekomende bevoegdheden, binnen de in dat lid genoemde termijn met betrekking tot het desbetreffende onderdeel van het vastgestelde bestemmingsplan aan de gemeenteraad een aanwijzing als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 4.4, eerste lid, onder a, geven, ertoe strekkende dat dat onderdeel geen deel blijft uitmaken van het bestemmingsplan zoals het is vastgesteld. Artikel 4.2, tweede tot en met vierde lid, onderscheidenlijk artikel 4.4, tweede tot en met vierde lid, zijn op deze aanwijzing niet van toepassing. Gedeputeerde staten onderscheidenlijk Onze Minister vermelden in de redengeving de aan het besluit ten grondslag liggende feiten, omstandigheden en overwegingen die de provincie onderscheidenlijk het Rijk beletten het betrokken provinciaal onderscheidenlijk nationaal belang met inzet van andere aan hen toekomende bevoegdheden te beschermen. Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan wordt alsdan met uitsluiting van dat onderdeel, samen met het aanwijzingsbesluit en op gelijke wijze door burgemeester en wethouders bekendgemaakt. De in het vierde lid genoemde termijn wordt hiertoe met een week verlengd. De termijn voor indiening van een beroepschrift tegen het aanwijzingsbesluit vangt aan met ingang van de dag na die waarop dit besluit ter inzage is gelegd. Zodra het aanwijzingsbesluit onherroepelijk is geworden vervalt het vaststellingsbesluit voor dat onderdeel.
[…]