ECLI:NL:RVS:2024:3755

Raad van State

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
18 september 2024
Zaaknummer
202306603/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen wijzigingsplan voor woningbouw nabij agrarische bedrijven

Op 18 september 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het wijzigingsplan "Heerewegh 30, Benthuizen". Dit wijzigingsplan, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn op 28 augustus 2023, voorziet in de bouw van 18 woningen op een perceel waar voorheen een agrarisch bedrijf was gevestigd. Appellanten, eigenaren en/of gebruikers van nabijgelegen bedrijfsgebouwen, vrezen dat de bouw van deze woningen hun bedrijfsvoering ernstig zal beperken of zelfs onmogelijk maken.

De zitting vond plaats op 26 augustus 2024, waar de appellanten, vertegenwoordigd door mr. J. Geelhoed, en het college, vertegenwoordigd door ing. M. Groen en H.H. De Ruig-de Mol, hun standpunten naar voren brachten. De Afdeling overwoog dat de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet op 1 januari 2024 in werking zijn getreden, maar dat de Wet ruimtelijke ordening van toepassing blijft op deze beroepsprocedure, aangezien het ontwerp van het wijzigingsplan vóór deze datum ter inzage was gelegd.

De Afdeling concludeerde dat het college bij de vaststelling van het wijzigingsplan de belangen van de bestaande bedrijfsvoering van de appellanten in overweging had genomen. Het akoestisch onderzoek toonde aan dat de bedrijfsvoering verenigbaar is met een goed woon- en leefklimaat, mits er maatregelen worden genomen, zoals het plaatsen van een dove gevel bij de meest zuidwestelijk gelegen woning. De beroepsgrond van de appellanten dat de richtafstanden in de brochure "Bedrijven en milieuzonering" onjuist zijn toegepast, werd ingetrokken. Uiteindelijk verklaarde de Afdeling het beroep ongegrond en oordeelde dat het college geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

202306603/1/R3.
Datum uitspraak: 18 september 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te Benthuizen, gemeente Alphen aan den Rijn, en anderen,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 augustus 2023 heeft het college het wijzigingsplan "Heerewegh 30, Benthuizen" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellante] en anderen beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 26 augustus 2024, waar [appellante] en anderen, vertegenwoordigd door mr. J. Geelhoed, advocaat te Honselersdijk, en het college, vertegenwoordigd door ing. M. Groen en H.H. De Ruig-de Mol, bijgestaan door mr. E.P. Euverman, advocaat te Breda, zijn verschenen. Verder is op de zitting GB Vastgoed, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. E.J.H. Plambeck, advocaat te Bodegraven, als partij gehoord.
Overwegingen
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een wijzigingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het wijzigingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 23 februari 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure de Wet ruimtelijke ordening, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
2.       Het wijzigingsplan voorziet in 18 woningen op een perceel waar voorheen een agrarisch bedrijf gevestigd was.
3.       [appellante] en anderen zijn eigenaren en/of gebruiker van de bedrijfsgebouwen gelegen aan [locatie 1] tot en met [locatie 2]. Deze gronden grenzen aan het plangebied. Het bedrijf aan [locatie 2] is een mechanisatiebedrijf. Het bedrijf aan [locatie 3] en [locatie 1] is een groothandel in machines voor de voedings- en genotsindustrie. [appellante] en anderen vrezen dat de bestaande bedrijfsvoering in de toekomst ernstig wordt beperkt of onmogelijk wordt gemaakt door de bouw van woningen op korte afstand van hun bedrijven.
4.       Met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan mag de planologische aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarover de wijzigingsbevoegdheid gaat in beginsel als een gegeven worden beschouwd als is voldaan aan de in het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Dit neemt niet weg dat het bij het vaststellen van een wijzigingsplan gaat om een bevoegdheid en niet om een plicht. Het feit dat is voldaan aan de wijzigingsvoorwaarden die in een bestemmingsplan zijn opgenomen, doet niets af aan de plicht van het college van burgemeester en wethouders om in de besluitvorming over de vaststelling van een wijzigingsplan ook na te gaan of uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming gerechtvaardigd is.
5.       Op de zitting hebben [appellante] en anderen hun beroepsgrond dat de richtafstanden in de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten onjuist zijn toegepast, ingetrokken.
6.       [appellante] en anderen stellen dat sinds 1980 aan [locatie 1] tot en met [locatie 2] onafgebroken werkzaamheden plaats hebben gevonden en nog vinden in het kader van landbouwmechanisatie. Deze activiteiten zijn weliswaar niet mogelijk gemaakt in het voor [appellante] en anderen geldende bestemmingsplan "Benthuizen" van 26 september 2013, maar in dat plan is volgens hen ten onrechte voorbij gegaan aan dit al tientallen jaren plaatsvindende gebruik. Op de zitting hebben [appellante] en anderen desgevraagd verklaard dat het hen gaat om het proefdraaien van gerepareerde tractoren. [appellante] en anderen betogen dat het college bij de vaststelling van het voorliggende wijzigingsplan geen rekening heeft gehouden met dit gebruik.
6.1.    De Afdeling overweegt dat uit het "Akoestisch onderzoek Heerewegh 30 te Benthuizen" van Cauberg Huygen van 22 februari 2021 blijkt dat de aanwezigheid van de bestaande bedrijfsvoering van [appellante] en anderen verenigbaar is met een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen die het wijzigingsplan mogelijk maakt, als de meest zuidwestelijk gelegen woning een dove gevel krijgt. Anders dan [appellante] en anderen betogen, blijkt uit paragraaf 4.1 van het akoestisch onderzoek dat rekening is gehouden met een half uur proefdraaien per dag tussen 7.00 en 19.00 uur. Het betoog van [appellante] en anderen geeft de Afdeling daarom geen aanleiding voor het oordeel dat bij de vaststelling van het wijzigingsplan geen rekening is gehouden met dit gebruik. Of het proefdraaien onder het overgangsrecht van het voor [appellante] en anderen geldende bestemmingsplan "Benthuizen" van 26 september 2013 is toegestaan, is naar het oordeel van de Afdeling voor de beoordeling van dit geschil voor het overige niet relevant.
Het betoog slaagt niet.
7.       Het beroep is ongegrond.
8.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Priem
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 september 2024
646